Duits 3vtl W14 grammatica

SO Grammatik W14
A trappen van vergelijking
B kloktijden
C im/am/um
D werden
E woordvolgorde
F voegwoorden
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

SO Grammatik W14
A trappen van vergelijking
B kloktijden
C im/am/um
D werden
E woordvolgorde
F voegwoorden

Slide 1 - Tekstslide

A trappen van vergelijking
hoofdregel                     schnell - schneller - am schnellsten
eindigt op klinker        neu - neuer - am neuesten
d/t                                      spät - später - am spätesten
s-klank                            hübsch - hübscher - am hübschesten

onregelmatige vormen    
gern / gut / viel / teuer / kurz / lang / groß

Slide 2 - Tekstslide

Maak de volgende trappen af:
schön, ...., ......

Slide 3 - Open vraag

Maak de volgende trappen af:
..., besser, ....

Slide 4 - Open vraag

Maak de volgende trappen af: hübsch, ......, ...... ....

Slide 5 - Open vraag

B kloktijden

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

06.45

Slide 10 - Open vraag

10.10

Slide 11 - Open vraag

13.35

Slide 12 - Open vraag

C tijdsbepaling met im, am, um
  • jaargetijden
  • maanden
  • dagen van de week

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Mai
Juni
Herbst
Montag
Freitag
Viertel vor acht
halb vier
Sommer
Oktober
im
am
um

Slide 17 - Sleepvraag

D werden
  • vervoeging
  • voltooid deelwoord
  • zullen / worden

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Du (wordt) ... morgen 30 Jahre alt.

Slide 20 - Open vraag

(Zullen) ... ihr morgen zu uns kommen?

Slide 21 - Open vraag

Er (zal) ... die Hausaufgaben machen.

Slide 22 - Open vraag

E woordvolgorde

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Ik moet altijd mijn huiswerk maken.
Wat is de juiste woordvolgorde?
A
Ich muss immer meine Hausaufgaben machen.
B
Ich mache immer meine Hausaufgaben.
C
Ich machen immer meine Hausafugaben muss.

Slide 25 - Quizvraag

Morgen kan ik niet naar school komen.
Wat is de juiste woordvolgorde?
A
Morgen komme ich nicht zur Schule.
B
Morgen kann ich nicht zur Schule kommen
C
Morgen ich komme nicht zur Schule.
D
Ich kann kommen nicht zur Schule Morgen.

Slide 26 - Quizvraag

F voegwoorden
  • Wat is een voegwoord?
  • Bij welke voegwoorden krijg je dezelfde / en andere woordvolgorde dan in het Nederlands?

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Vertaal: en

Slide 32 - Open vraag

Vertaal: want

Slide 33 - Open vraag

Es regnet, .... gehe ich nicht nach draußen.
A
deshalb
B
denn
C
aber
D
weil

Slide 34 - Quizvraag

Möchtest du ein Eis .... eine Cola
A
aber
B
oder
C
dass
D
weil

Slide 35 - Quizvraag

Ich habe nicht gelernt, ... ich krank war.
A
denn
B
aber
C
und
D
weil

Slide 36 - Quizvraag

Rik macht seine Hausaufgaben. Der Lehrer kontrolliert sie morgen.
Rik macht seine Hausaufgaben, (omdat de docent ze morgen nakijkt)

Slide 37 - Open vraag

Hausaufgaben bis morgen
  • Kapitel 2 Aufgaben 46-49

Slide 38 - Tekstslide