h3 week 7

v4 semaine 8
H3 semaine 7
A: les buts de cette semaine
C: le verbe DEVOIR (ex 8 / verbuga)
B: à corriger : weektaak 6 : 3-7
D: Apprendre 1-3 (volgende week FORMATIEF)
à faire : verbuga DEVOIR / 8a
À faire : oefening 8a-e
              Leren u4 : apprendre 1-3

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

v4 semaine 8
H3 semaine 7
A: les buts de cette semaine
C: le verbe DEVOIR (ex 8 / verbuga)
B: à corriger : weektaak 6 : 3-7
D: Apprendre 1-3 (volgende week FORMATIEF)
à faire : verbuga DEVOIR / 8a
À faire : oefening 8a-e
              Leren u4 : apprendre 1-3

Slide 1 - Tekstslide

Les buts pour cette semaine : 
corrigez LES DEVOIRS de la semaine dernière et apprendre le verbe DEVOIR!

raadsel : als DEVOIR het werkwoord MOETEN is, hoe zou je dan letterlijk het woord voor huiswerk in het Frans vertalen?

Slide 2 - Tekstslide

LIRE    Exercice 3 - Mise en route
A Il faut savoir voler. parapente
 On saute d’un rocher dans l’eau. canyoning
 Il ne faut pas avoir peur. canyoning / parapente
 On a besoin d’une aile. parapente
 Il faut savoir nager. canyoning
 Il faut du vent. parapente
 On a besoin d’un casque. canyoning / parapente
 On glisse sur un toboggan aquatique naturel. canyoning
B  Je préfère le canyoning parce que j’aime l’eau / je veux sauter d’un rocher.
 Je préfère le parapente parce que je veux voler / j’aime la liberté.

























B: à corriger : weektaak 6
Exercice 4 - Mise en route ~ vocabulaire
1 wind  / 2 waarschuwen  / 3 een landing / 4 regelmatig /5 doorzetten
6 sterk / 7 de bodem/grond / 8 wiel
 ‘de vogel’ blijft over

Slide 3 - Tekstslide

B: à corriger : weektaak 6
Exercice 5   1 B /2 B
3 a Canyoning = dans l’eau
 Parapente = dans l’air
 BMX = sur la terre
 b Canyoning : on nage dans des torrents / on descend des cascades / on glisse sur des toboggans  naturels.
 Parapente : on joue avec le vent / accroché à une aile / on vole / du décollage jusqu’à l’atterrissage.
 BMX : on utilise un vélo / les cyclistes font la course / les cyclistes font des figures / on a besoin d’un mur / sur un sol plat / sur une seule roue.

Slide 4 - Tekstslide

ex 6 1 B
2 a débutant – groen  / intermédiaire – blauw  / avancé – rood /expérimenté – zwart
 b Ze heeft een niveau avancé, de kleur rood past bij Samira.
3 a Maak een tandemsprong met een instructeur.
 b d’abord, om aan te geven dat je een 1e x het best een tandemsprong kunt maken.
 c 1 On décolle, on se lance d’une montagne.   / 2 On vole à une hauteur. / 3 On atterrit.
4 Zijn eerste vlucht was onvergetelijk. Het was vlak bij Grenoble. Hij vergelijkt zichzelf met een vogel die vliegt. Het ging snel. Het begon te regenen.
5 a vrai  / b vrai  / c vrai  / d faux
6 1 Titouan /2 Samira / 3 Titouan / 4 Raphaël / 5 Samira
7 Titouan, want hij wil meedoen met de Olympische Spelen.
8 a 1 de kracht
 2 gevorderd
 3 Voorbeeldantwoorden:  pratiquer (intoduction) beoefenen / air (introduction) lucht  difficile (r. 3) moeilijk / montagne (r. 4) berg / torrent (r. 5) (berg)stroom /cascade (r. 5) waterval naturel (r. 7) natuurlijk / nature (r. 8) natuur /sensation (r.9) gevoel / expérience (r.25) ervaring sécurité (r. 29) veiligheid /cyclistes (r. 45) fietsers /compétitif (r. 54) competitief /progressé (r. 59) vooruitgegaan / participer (r. 61) meedoen
 b 1 op zoek chercher/rechercher / 2 men klimt faire de l’escalade / 3 honderden cent / 4 snelheid vite
9 Hij lijkt niet goed gekeken te hebben naar de veiligheidsregels over het weer.
10 a Il doit – (hier) het moet Tu dois – jij moet
 b Il faut

Slide 5 - Tekstslide

C: LE VERBE DEVOIR
présent
je dois            - ik moet
tu dois           - jij moet
il doit             - hij moet
elle doit         - zij moet
on doit           - men moet
nous devons-wij moeten
vous devez-  jullie moeten
                        u moet
ils/elles doivent- zij moeten
passé composé
j'ai dû - ik heb (ge) moeten
tu as dû
il a dû
elle a dû 
on a dû
nous avons dû
vous avez dû
ils/elles ont dû
imparfait : 
je devais- ik moest
tu devais - jij moest
il devait - hij moest
elle devait - zij moest
on devait- men moest
nous devions- wij moesten
vous deviez- jullie moesten
                         u moest
ils/elles devaient- zij moesten
FUTUR
je devrai - ik zal moeten
tu devras- jij zal moeten
 il devra - hij zal moeten
elle devra- zij zal moeten
nous devrons - wij zullen moeten
vous devrez - jullie zullen moeten
                          u zal moeten
ils/elles devront - zij zullen moeten

Slide 6 - Tekstslide

à vous 
5-10 min : VERBUGA le verbe DEVOIR

EX 8 

Slide 7 - Tekstslide

D: apprendre 1-3 

formatieve toets volgende week

Slide 8 - Tekstslide

E: PO      OPTIE         1 KOOKVLOG
Wat ga je doen?
  • Je maakt een video van ongeveer 5 minuten 
  • Je maakt de video alleen.

Het beste kun je even de filmpjes bekijken die hieronder als link staan. Je mag zelf een gerecht kiezen, zolang het maar niet hetzelfde is als in de voorbeeldfilmpjes. Tip: zoek eens naar Franse recepten.
• Les crêpes
• La quiche lorraine

  • Bedenk eerst waar en hoe je gaat filmen. Zoek een paar belangrijke Franse woorden op (bijvoorbeeld de naam van het gerecht en ingrediënten) en schrijf ze op. Oefen de tekst eerst zonder te filmen.
.

Waar moet de video aan voldoen?
• Noem minstens 3 ingrediënten.
• Noem minstens 3 kookattributen.
• Zorg dat het beeld en geluid duidelijk en helder zijn. (Tip: laat iemand anders filmen of gebruik een selfiestick.)
• Spreek verstaanbaar en goed Frans
Waar wordt op gelet?
• Je uitspraak.
• Hoeveel je spreekt. Laat zo min mogelijk stiltes vallen.
Waar wordt niet op gelet?
Of de grammatica van het Frans helemaal goed is en of alle woorden wel kloppen. Het gaat erom dat je zo goed mogelijk Frans spreekt, maar het hoeft uiteraard geen perfect Frans te zijn.








Slide 9 - Tekstslide

OPTIE 2
 Un sport extrême

Maak een poster waarop je (in het Frans) een extreme/uitdagende sport presenteert.
Je maakt een moodboard van de benodigde uitrusting, plaatsen waar de sport te beoefenen is, voordelen van de sport. Je presenteert de poster in een filmpje of live bij de docent, hiervoor maak je een afspraak.
Waar wordt op gelet?
• Je uitspraak.
• Hoeveel je spreekt. Laat zo min mogelijk stiltes vallen.
• De verzorging/inhoud/creativiteit van de poster
Waar wordt niet op gelet?
Of de grammatica van het Frans helemaal goed is en of alle woorden wel kloppen. Het gaat erom dat je zo goed mogelijk Frans spreekt, maar het hoeft uiteraard geen perfect Frans te zijn.
OPTIE 3
Mon héros/ Mijn held
Maak een filmpje over de artiest, sportman, politicus, of acteur/actrice die je bewondert.
Leg uit wat de kwaliteiten zijn van deze persoon, en vertel wat meer over zijn/haar carrière.
Waar wordt op gelet?
• Je uitspraak
• Hoeveel je spreekt. Laat zo min mogelijk stiltes vallen.
• De verzorging/inhoud/creativiteit van je presentatie.






Slide 10 - Tekstslide