In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Welke verzekering is verplicht?
A
de aanvullende zorgverzekering
B
de basisverzekering
C
een reisverzekering
Slide 1 - Quizvraag
Bij een zorgverzekering kun je je eigen risico verhogen. Je betaalt dan:
A
meer premie
B
minder premie
C
evenveel premie
Slide 2 - Quizvraag
Frans is passagier van de auto en slaat portier tegen voorbij komende fietser. Welke verzekering vergoedt de schade?
A
AVP
B
Autoverzekering
C
inboedelverzekering
Slide 3 - Quizvraag
Een AVP vergoedt de schade als deze ... is veroorzaakt
A
Per ongeluk
B
Met opzet
Slide 4 - Quizvraag
Een ... verzekering dekt brandschade of stormschade aan een woning.
A
Opstal
B
Inboedel
C
AVP
D
algemene schade
Slide 5 - Quizvraag
Sandra (16 jaar) zet haar fiets neer bij een winkel maar hij valt om tegen een geparkeerde auto. Er zit een dikke kras op de auto. Wie betaalt de schade?
A
De AVP van de auto-eigenaar
B
Sandra zelf
C
De AVP van Sandra's ouders
D
De AVP van de winkelier
Slide 6 - Quizvraag
De AVP dekt de financiële gevolgen van
A
de diefstal van jouw fiets.
B
schade die derden jou toebrengen.
C
schade die je toebrengt aan derden.
D
slijtage aan jouw fiets.
Slide 7 - Quizvraag
Een ... verzekering dekt de schade die je door brand, inbraak of waterlekkage hebt aan de spullen in je huis.
A
opstal
B
inboedel
C
AVP
D
algemene schade
Slide 8 - Quizvraag
Wanneer je een deel van de schade zelf betaalt heet dat ...
A
Verplicht risico
B
Eigen keuze
C
Eigen risico
D
Risico premie
Slide 9 - Quizvraag
Wie betaalt het "eigen risico"?
A
De verzekeraar
B
De verzekerde
C
Derden
D
Niemand
Slide 10 - Quizvraag
Door het nemen van een eigen risico wordt de premie ....
A
Hoger
B
Lager
C
Gelijk
D
Verschillend
Slide 11 - Quizvraag
Een schriftelijk bewijs van de verzekeraar waarin staat dat je verzekert bent, heet een ....
A
Premie
B
Casco
C
Eigen risico
D
Polis
Slide 12 - Quizvraag
Welk begrip hoort bij de omschrijving? Jaarlijkse of maandelijkse betaling voor je verzekering.
A
polis
B
premie
C
eigen risico
D
verzekeringsvoorwaarden
Slide 13 - Quizvraag
Welk begrip hoort bij de omschrijving? Eenmalige betaling bij het afsluiten van een verzekering
A
polis
B
premie
C
poliskosten
D
verzekeringsvoorwaarden
Slide 14 - Quizvraag
Welk begrip hoort bij de omschrijving? Rechten en plichten van de verzekerde en de verzekeraar
A
polis
B
premie
C
poliskosten
D
verzekeringsvoorwaarden
Slide 15 - Quizvraag
Is de bewering juist of onjuist? De dekking is het bedrag waarvoor je verzekerd bent.
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Is de bewering juist of onjuist? Iemand die een verzekering neemt, is de verzekeraar
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Is de bewering juist of onjuist? Wanneer je rookmelders in huis hebt, krijg je soms korting op de premie
A
juist
B
onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Is de bewering juist of onjuist? In de ene regio betaal je meer premie voor je inboedelverzekering dan in een andere regio.
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Janine en Mo hebben hun inboedel verzekerd tegen € 65.000. De inboedel is € 85.000 waard. Na een inbraak is er voor € 36.550 schade aan de inboedel. Bereken het bedrag dat uitgekeerd wordt.
Slide 20 - Open vraag
Joop sluit een inboedelverzekering af. De jaarpremie is € 251, de poliskosten zijn € 12,88 De assurantiebelasting is 21%. Bereken de verzekeringskosten