• Bepaal van tevoren doel van het gesprek
• Bepaal welke informatie je geeft. Welke hoofd- en bijzaken?
• Wat is de voorkennis van de ander? Vaktaal gebruiken?
• Formeel of informeel taalgebruik?
• Luister goed (oogcontact, af en toe reageren, vraag af en toe of je je gesprekspartner goed begrepen hebt)
• Reageer pas als de ander is uitgesproken. Eventueel doorvragen (let ook op non-verbale communicatie, lichaamstaal, stemgebruik).