Formuleren: variatie in zinsbouw

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat hebben we vorige les geleerd?

Slide 2 - Woordweb

Wat weet je al?
1. Je weet dat je zinnen niet meer dan twee persoonsvormen mogen hebben. 
2. Je weet dat je geen spreektaal gebruikt in een officiële tekst. 
3. Je weet hoe je een eerste alinea maakt van een klachtenbrief. 
4. Je weet hoe je synoniemen kan opzoeken op het internet
5. Je weet wat signaalwoorden zijn en hoe je daarin kan variëren 

Slide 3 - Tekstslide

Wat ga je leren? 
1. Je leert hoe een zin is opgebouwd
2. Je leert hoe je kan variëren in zinsbouw
3. Je gaat verder met de klachtenbrief

Slide 4 - Tekstslide

Ik geef mijn moeder een plant op haar verjaardag omdat ik van haar houd. 
Zin vragend maken:                                                PV: geef   
Wie of wat geeft?                                                     OW: ik   
Wat geef ik?                                                                LV: een plant 
Aan wie geef ik een plant?                                  MV: mijn moeder 
Wanneer geef ik mijn moeder een plant?   BWB: op haar verjaardag 
Waarom geef ik mijn moeder een plant?     BWB: omdat ik van haar houd

Slide 5 - Tekstslide

Ik /geef/ mijn moeder/ een plant /op haar verjaardag/ omdat ik van haar houd. 
Ik geef een plant aan mijn moeder op haar verjaardag omdat ik van haar houd. 
Op haar verjaardag geef ik mijn moeder een plant omdat ik van haar houd. 
Omdat ik van haar houd, geef ik mijn moeder een plant op haar verjaardag. 

Slide 6 - Tekstslide

Nooit was het mijn bedoeling jou (te) kwetsen.

Schrijf deze zin op zoveel mogelijk manieren op

Slide 7 - Open vraag

Afgelopen week zijn we gaan fietsen.
Schrijf deze zin op zoveel mogelijk manieren op.

Slide 8 - Open vraag

Wat voor zinsvolgordes? 
Onderwerp - persoonsvorm - ander zinsdeel (OPA)     Ik geef mijn moeder een bos bloemen. 

Persoonsvorm - onderwerp - ander zinsdeel (POA)      Geef ik mijn moeder een bos bloemen?
                                                                                               (Misschien) geef ik mijn moeder een bos bloemen.
Ander zinsdeel - persoonsvorm - onderwerp (APO)       Mijn moeder geef ik een bos bloemen. 

Persoonsvorm - ander zinsdeel                                                Geef mijn moeder een bos bloemen!

Slide 9 - Tekstslide

In de zee kun je zwemmen.
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA

Slide 10 - Quizvraag

Kun jij maandag wel afspreken?
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA

Slide 11 - Quizvraag

De wiskundetoets van vorige week is slecht gemaakt.
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA

Slide 12 - Quizvraag

Geef me een boks!
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA

Slide 13 - Quizvraag

Nu
Maken opdracht 1 en 2 pagina 62 (10 min)

Slide 14 - Tekstslide

Nu
Verder werken aan de klachtenbrief. 
Klaar met klachtenbrief? Noteer alle zinnen op een worddocument en schrijf erachter of het OPA, POA, APO of PA is. 

Slide 15 - Tekstslide

Een klachtenbrief bestaat uit 
1. Betreft:
2. Plaats, datum
3. Geachte heer, mevrouw
4. Korte uitleg van de klacht
5. Feiten benoemen over klacht
6. Vertellen wat je eist.
7. Alvast bedanken, verwachtingen uitspreken.
8. Met vriendelijke groet, (naam)

Slide 16 - Tekstslide

Schrijf hier de klachtenbrief.
Betreft:
Plaats, datum:

Geachte heer, mevrouw,

(Uitleg van klacht)

Slide 17 - Open vraag


Slide 18 - Open vraag