De voorzetsels on, in en at worden gebruikt voor tijd.
In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
At gebruik je bij kloktijden.
The film starts at 7 o'clock.
In gebruik je bij maanden, jaartallen, siezoenen en dagdelen.
They moved to the UK in 1999.
Dad walks the dog in the morning.
Leaves fall in autumn.
On gebruik je voor dagen en data.
I play football on Saturdays.
The concert was on May the first.