4.5/4.6 afweer

Afweer 
Thema 3
Basis:Basisstof 6
Kader: Basisstof 5
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Afweer 
Thema 3
Basis:Basisstof 6
Kader: Basisstof 5

Slide 1 - Tekstslide

Afweer

Slide 2 - Woordweb

Wat zie je op de afbeelding?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Na deze les kun je uitleggen hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
  2. Na deze les kun je omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.
  3. Na deze les kun je omschrijven hoe vaccineren werkt.
  4. Na deze les heb je een eigen mening over vaccineren en kun je deze onderbouwen.

Slide 5 - Tekstslide

lichaamsvreemd
Lichaamsvreemde stoffen = alle stoffen die niet in je lichaam thuis horen.
Denk aan: speeksel van een ander (door zoenen), gif, bacteriën, virussen, bloed van een ander.

Slide 6 - Tekstslide

barrières 
Vreemde stoffen worden op 3 manieren tegen gehouden:
  1. Door de huid
  2. Door slijmvliezen in de luchtwegen (en vagina)
  3. Door zoutzuur (HCL) in maagsap (in de maag)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Afweer

Ziekteverwekkers kunnen het lichaam niet gemakkelijk binnendringen, maar als dat wel lukt??

Witte bloedcellen kunnen ziekteverwekkers onschadelijk maken. maar gaan soms zelf ook dood daardoor.

Slide 9 - Tekstslide

Antistoffen
witte bloedcel maakt antistof

Antistoffen
= product van een witte bloedcel, die de ziekteverwekker onschadelijk maakt.
Er bestaan veel verschillende ziekteverwekkers dus zijn er ook veel verschillende antistoffen nodig.

Witte bloedcel
B-lymfocyt is een soort witte bloedcel. In je lichaam heb je 5 soorten witte bloedcellen.

Slide 10 - Tekstslide

antistoffen
Door de antistoffen kan de ziekteverwekker je niet meer ziek maken. 
Voor verschillende ziekteverwekkers zijn verschillende antistoffen nodig. 
Je lichaam moet dus veel verschillende antistoffen kunnen maken. Je bloed vervoert de antistoffen door het lichaam.

Slide 11 - Tekstslide

Antistoffen:

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Infectie
Infectie = ziekteverwekkers die toch het lichaam zijn binnengekomen en zich gaan vermenigvuldigen.

Als je een infectie hebt, duurt het een tijdje tot de witte bloedcellen voldoende antistof hebben gemaakt. 

Daardoor word je bij een infectie vaak eerst ziek. Als er voldoende antistof is gemaakt, word je weer beter.

Slide 14 - Tekstslide

IMMUUN?
Je krijgt die ziekte niet nog een keer, 
omdat je witte bloedcellen meteen de 
juiste antistof maken ('onthouden' hoe 
ze antistof maken).

immuun=niet ziek worden, omdat witte bloedcellen meteen een antistof kunnen maken..  bv waterpokken

Slide 15 - Tekstslide

Eerste curve 
De hoeveelheid antistof is hier lager doordat de witte bloedcellen voor het eerst in aanraking is gekomen met deze ziekteverwekker en dus nog geen geheugencellen voor het maken van de juiste antistoffen hiervoor hebben.
Tweede curve
Is hoger (grotere hoeveelheid antistof) omdat het lichaam de ziekteverwekker snel herkend (onthouden heeft van de vorige keer) en snel veel antistoffen aanmaakt. 

Slide 16 - Tekstslide

Allergie
Bij sommige mensen reageert het afweersysteem niet alleen op ziekteverwekkers, maar ook op andere lichaamsvreemde stoffen. Bijvoorbeeld op stof, stuifmeel of pinda’s. Deze mensen hebben een allergie.
Allergie = overgevoeligheid voor bepaalde stoffen.
Zoals: pinda's, huisstof, dierenharen, stuifmeel, wespensteken.

Slide 17 - Tekstslide

Allergische reactie
Allergische reactie = reactie van het afweersysteem op de stof waar je overgevoelig voor bent.
Daardoor krijg je bijvoorbeeld een rode plek, huiduitslag, een branderig gevoel, jeuk of ontstekingen.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Natuurlijke immuniteit en kunstmatige immuniteit.
Je kunt alleen immuun zijn voor een ziekte die je eerder hebt gehad. De witte bloedcellen moeten de eerste keer leren hoe ze de juiste antistof moeten maken.

Immuniteit (immuun zijn) nadat je ziek bent geweest, noem je natuurlijke immuniteit.


Slide 20 - Tekstslide

 kunstmatige immuniteit
Tegen sommige ziekten krijg je als kind een inenting (een prik). Bijvoorbeeld tegen mazelen, difterie en kinkhoest. Bij zo’n inenting of vaccinatie wordt een klein beetje van een ziekteverwekker in je bloed gespoten. Die ziekteverwekker is eerst verzwakt of doodgemaakt. Daardoor word je niet ziek. Je witte bloedcellen gaan wel antistoffen maken. 

Daarna ben je immuun voor deze ziekteverwekker. Immuniteit na een inenting is kunstmatige immuniteit.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Welk van de onderstaande opties ziet ons lichaam als lichaamsvreemd?
A
Virussen en Bacteriën
B
Virussen en vreemd DNA
C
Virussen, bacteriën en vreemd DNA
D
Alleen virussen

Slide 24 - Quizvraag

Een ander woord voor afweersysteem is immuunsysteem:
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

De huid hoort bij het afweersysteem
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quizvraag

Welke bloedcellen zorgen voor het afweersysteem?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Geen van deze antwoorden

Slide 27 - Quizvraag

Hoe kun je immuun worden?
A
Door een vaccinatie
B
Door te sporten
C
Door fruit te eten
D
Door al een keer eerder dezelfde ziekte te hebben gehad

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een allergie?
A
Overgevoeligheid voor bepaalde stoffen
B
Lagere gevoeligheid voor bepaalde stoffen
C
Dat je gestoken wordt door een insect

Slide 29 - Quizvraag

Allergie
Immuun
Antistoffen
Infectie
Ziekteverwekker
Virus, bacterie of schimmel
vatbaar tegen infectieziekten
Ziekteverwekkers die binnen het lichaam zijn en gaan vermenigvuldigen
Overgevoeligheid voor bepaalde stoffen
maakt ziekteverwekker onschadelijk

Slide 30 - Sleepvraag

Aan de slag
BB= 3.6 opdr 1 tm 5

Kader= 3.5 opdr 1 tm 8 (opdr 5 overslaan)

timer
17:00

Slide 31 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Na deze les kun je uitleggen hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
  2. Na deze les kun je omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.
  3. Na deze les kun je omschrijven hoe vaccineren werkt.
  4. Na deze les heb je een eigen mening over vaccineren en kun je deze onderbouwen.

Slide 32 - Tekstslide

Vooruitblik
  • bloeddruk
  • slagaderverkalking 
  • hartinfarct
  • stress
  • gezonde leefstijl

Slide 33 - Tekstslide

4

Slide 34 - Video

01:08
Welke ziekteverwekker veroorzaakt meningokokken ziekte?
A
Bacterie
B
Virus
C
Schimmel

Slide 35 - Quizvraag

02:56
Hoe kun je meningokokkenziekte oplopen?

Slide 36 - Open vraag

10:06
Hoe kun je jezelf beschermen tegen meningokokkenziekte?

Slide 37 - Open vraag

12:15
Hoe denk jij over het meningokokkenvaccin?

Slide 38 - Open vraag