oefenen toets hs 3 en 4 gramm spelling woorden

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Woensdag 10 februari 
13:40 - 14:20 uur

Slide 3 - Tekstslide

Zijn er vragen?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Hij staat in de supermarkt in de rij te wachten. 

De docent Nederlands zou echt geen gymles kunnen geven.

Waarom doen we geen spelletje in de les Nederlands?

Slide 6 - Tekstslide

Abraham/Sara zien
van een koude kermis thuiskomen
de bloemetjes buiten zetten
een boterbriefje halen
in de zevende hemel
naar iemands pijpen dansen
alles doen wat iemand vraagt
gaan trouwen
teleurgesteld zijn
volkomen gelukkig
vijftig jaar worden
een feestje vieren

Slide 7 - Sleepvraag

Tijdens de middeleeuwen zou men elkaar de hand schudden om elkaar te controleren op wapentuig. Als er flink gerammel klonk, was duidelijk dat de persoon voor je waarschijnlijk messen, dolken of bijlen bij zich had.
Wat betekent het woord 'wapentuig'?
A
messen, dolken of bijlen
B
wapens / gereedschap
C
een tuig om wapens in op te bergen
D
schuddende handen

Slide 8 - Quizvraag

Tijdens de middeleeuwen zou men elkaar de hand schudden om elkaar te controleren op wapentuig. Als er flink gerammel klonk, was duidelijk dat de persoon voor je waarschijnlijk messen, dolken of bijlen bij zich had.
Wat is een voorbeeld van 'wapentuig'?
A
messen, dolken of bijlen
B
wapens / gereedschap
C
een tuig om wapens in op te bergen
D
schuddende handen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Zullen we volgende week samen naar school fietsen?
A
Zullen we
B
Zullen fietsen
C
Zullen
D
samen fietsen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het wg?
Mijn moeder zit vandaag mijn huiswerk te maken.
A
Mijn moeder zit
B
zit
C
zit maken
D
zit te maken

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het zelfstandig werkwoord?
De fietsenmaker maakt mijn fiets.
A
fietsenmaker
B
maakt
C
mijn
D
fiets

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het zww?
De fietsenmaker zou mijn fiets kunnen maken.
A
kunnen
B
zou
C
maken
D
kunnen maken

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het hww?
De fietsenmaker zou mijn fiets kunnen maken.
A
zou kunnen
B
zou
C
kunnen
D
zou kunnen maken

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het meervoud van schijf
A
schijfjes
B
schijfven
C
schijfen
D
schijven

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meervoud van theorie
A
theorieën
B
theoriën
C
theorieen
D
theorien

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het meervoud van porie
A
porieen
B
porieën
C
porien
D
poriën

Slide 17 - Quizvraag

Vul aan:
met vallen en ...
A
vliegen
B
duiken
C
opstaan
D
pijn doen

Slide 18 - Quizvraag

van top tot ...
A
teen
B
dal
C
flop
D
top

Slide 19 - Quizvraag

Hoe vind je het lijdend voorwerp?
A
wie/wat + wg?
B
wie/wat + o?
C
wie/wat + wg + o?
D
wie/wat + pv + o

Slide 20 - Quizvraag

Deze trui vind ik mooi.
Deze = ...
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord

Slide 21 - Quizvraag

Naar welke film kijken jullie?
welke = ...
A
vragend voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
geen voornaamwoord

Slide 22 - Quizvraag

Hoe gaat het met je?
Hoe = ...
A
vragend voornaamwoord
B
geen voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord

Slide 23 - Quizvraag

Vul in:
.. teur
A
ij
B
ou
C
ei
D
au

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een sterk werkwoord?
A
slapen
B
werken
C
branden
D
fietsen

Slide 25 - Quizvraag

Vul het voltooid deelwoord in:
Jan heeft zijn planten (verwaarlozen)
A
verwaarloost
B
geverwaarloosd
C
verwaarloosd
D
geverwaarloost

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Link zet ik in de chat van MsTeams.
Je maakt de oefentoets en levert hem in. 
Je krijgt gelijk het aantal punten.
TELT NIET MEE!

Slide 28 - Tekstslide


Tot de volgend keer!

Slide 29 - Tekstslide