havo 3 semaine 51

H3 semaine 51
A: les objectifs de la semaine  
B: Corrections semaine 50 
et exercons nous avec le verbe ECRIRE
C:  exercice 14 et 15 
D:LMENU A CHOIX
En classe :  14 et 15
•LIRE EXTRA / oefenen met leesvaardighed / ECRIRE 24-28À faire : lire extra /Leren : apprendre 1-4, 8 et 9

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

H3 semaine 51
A: les objectifs de la semaine  
B: Corrections semaine 50 
et exercons nous avec le verbe ECRIRE
C:  exercice 14 et 15 
D:LMENU A CHOIX
En classe :  14 et 15
•LIRE EXTRA / oefenen met leesvaardighed / ECRIRE 24-28À faire : lire extra /Leren : apprendre 1-4, 8 et 9

Slide 1 - Tekstslide

A: les objectifs


nous allons boucler u3
et vous allez vous préparer 
pour TW2

Slide 2 - Tekstslide

Exercice 10 - Mise en route ~ vocabulaire
1 . kanaal                                      5 erg
2  volgers                                    6 anders
3 verschillend                         7 dagelijks
4  verdienen                            8 grappen
Le mot qui reste est : onderwerp. Sa traduction est : sujet.

Exercice 11 - Prononciation
A 1 1 Elles _ ont des_ amis ?          2 Vous _ êtes dans cet _ hôtel
3 Nous _ avons des _ abonnés 4 Ils _ habitent _ avec leurs _ enfants.
 B 1 Vous _ êtes des_ amies ? / 2 Vous _ avez quel _ âge ?
 3 On _ a quatorze _ ans. / 4 On _ était en 4e quand _ on _ a commencé. /5 Vous _ avez des _ exemples ?
 6 … les_élèves de notre classe, quelques_amis …

12 1 Eigen antwoord.  / 
2 1, - 5, 7, 8, 10, 12, 13
3 Eigen antwoord  /4 1C – 2B – 3A – 4A













Ex9   A a - Les vieux et la technologie – Suite
Cyprien vertelt over de moeite van ouders en grootouders met nieuwe technologie. Hij neemt als voorbeeld zijn moeder, maar vooral voor zijn grootmoeder is het moeilijk. Ze neemt foto’s met haar neus, ze belt altijd met facetime, ze speelt bridge op haar mobieltje.

 b - Top 10  / Een vlogger stelt de top 10 samen van de beste vloggers van nu. Het gaat over vloggers die vertellen over cultuur en humor, dagelijks leven, gamen, mode en gezondheid, fitness en voeding, koken, rare uitdagingen en hijzelf.
B Eigen antwoord, bv: Wij zouden Cyprien willen volgen. hij is leuk. Hij heeft het over hoe moeilijk het is voor ouderen om met de nieuwe technologie om te gaan. Ik vind vooral het deel over zijn oma grappig. Hij laat zien dat zij heel graag mee wil doen, ze kan het niet, maar het lukt toch. Het is grappig maar tegelijkertijd doet hij dat op een aardige manier.
weektaak 50 9-13 en 15

Slide 3 - Tekstslide

Exercice 16A
1 je le connais               ik ken hem
 je la connais                ik ken haar
 je les vois                     ik zie hen
 je l’ai vu                        ik heb hem gezien
 je les sauvegarde       ik bewaar ze

2 a 1 Zij kent de vader van Léo. Zij kent hem een beetje.    Elle connait le père de Léo. Elle le connait un peu.
  2 Hij downloadt de foto’s. Hij downloadt ze allemaal.       Il télécharge les photos. Il les télécharge toutes
.
 b 1 een mannelijk lijdend voorwerp vervang je door le.
  2 een vrouwelijk lijdend voorwerp vervang je door la.
  3 een lijdend voorwerp dat meervoud is, vervang je door les.
  4 Voor een klinker gebruik je geen le of la, maar l’.

3 a 1 Ik praat met mijn zus. Ik praat lang met haar.  Je parle à ma sœur. Je lui parle longtemps.
  2 Zij schrijft een mail aan haar ouders. Zij schrijft hun tijdens de vakantie. 
       Elle écrit un mail à ses parents. Elle leur écrit pendant les vacances.

 b 1 Lui vervangt een meewerkend voorwerp in het enkelvoud.
  2 Leur vervang een meewerkend voorwerp in het meervoud.



Slide 4 - Tekstslide

Exercice 16B - En étapes
1 a Tu le cherches ? Zoek je hem?
 b Nous les supprimons. Wij verwijderen ze.
 c Tu la connais ? Ken je haar?

2 a 1 l’ ce livre
  2 l’ cette musique
 b Ze zijn door l’ vervangen omdat ze voor een klinker staan.

3 a Mon prof parle à Mila. Mon prof lui parle.  - Mijn leraar praat tegen haar.
 b Je demande le lien à Liam. Je lui demande le lien. - Ik vraag hem de link.
 c Timéo téléphone à ses parents. Timéo leur téléphone. -Timéo belt hen.

4 a Vous connaissez le garçon ? vous - onderwerp, le garçon - lv
 b Je dois demander à la vendeuse.  je - onderwerp,  a la vendeuse - mwvw
 c Vous avez téléphoné à ce garçon ! vous- onderwerp, à ce garçon - lv
 d Il ne va pas écrire la carte postale. il - onderwerp , la carte p - lv
 e Je vais prêter ma tablette à ma mère. je - ondwerp, ma tablette lv- a ma mere mwv
 



Slide 5 - Tekstslide

13Exercice 13 - Compréhension détaillée
1 a Ze zijn vriendinnen  / . b Ze zijn 14 jaar.  /  c Hun vlog heet CanZo. /  d Ze zijn al een jaar met hun vlog bezig.
2 B
3 A – B – C – D – F – G – I
4 B
5 a geld verdienen   /  b nu plezier hebben
6 B, D
7 geschiedenis / aardrijkskunde / wetenschap / kunst
8 Charline vergelijkt Natoo met Alex Vizeo  omdat hij ook vertelt over culturele dingen.
Doc Seven   vertelt over dagelijkse dingen.
 Cyprien   er aardig uit ziet.
   grappig is.
Het antwoord:
Charline vergelijkt Natoo met Cyprien omdat hij ook vertelt over dagelijkse dingen en grappig is.














Slide 6 - Tekstslide

Exercice 16B - En étapes
5 a 1 Tu présentes tes amis ? 5 b (les) Tu les présentes ?
 2 Tu vas présenter tes amis ? (les) Tu vas les présenter ?
 3 Noah a invité son ami. (l’) Noah l’a invité.
 4 Noah peut inviter son ami. (l’) Noah peut l’inviter.
 5 Alice parle à Jules. (lui) Alice lui parle.
 6 Alice veut parler à Jules. (lui) Alice veut lui parler.


6 a Lucas koopt ze. Lucas les achète.
 Lucas koopt ze niet. Lucas ne les achète pas.
 b Lucas gaat ze kopen. Lucas va les acheter.
 Lucas gaat ze niet kopen. Lucas ne va pas les acheter.
 c Ik heb hem gebeld. Je lui ai téléphoné.
 Ik heb hem niet gebeld. Je ne lui ai pas téléphoné.



Slide 7 - Tekstslide

Exercice 16C
1 a Vous sauvegardez la photo.
 b Tu organises la fête ?
 c Inès va regarder les tutoriels.
 d Ils ont demandé le mot de passe.
 e On veut écrire à notre copain.
 f Tu réponds toujours à tes abonnés ?

2 a Vous la sauvegardez ? Sla je hem op?
 b Tu l’organises ? Organiseer je het?
 c Inès va les regarder. Inès gaat naar ze kijken.
 d Ils l’ont demandé. Zij hebben het gevraagd.
 e On veut lui écrire. Wij willen hem een bericht schrijven.
 f Tu leur réponds toujours ? Geef je hen altijd antwoord?





16d 1 a On l’as ici ?  Wij hebben hem hier?
 b Vous allez le partager ? Gaan jullie hem delen? / Gaat u hem delen?
 c Non, il ne les télécharge pas ! Nee, hij downloadt ze niet!
 d Vous leur envoyez les liens ? Sturen jullie hen de links?
 e Ils lui ont téléphoné hier soir  -  Hebben ze hem gisterenavond gebeld?
 f Elle ne veut pas lui montrer la photo. Zij wil haar de foto niet laten zien.

2 a Je l’ai supprimé. -Ik heb hem verwijderd.
 b Tu peux lui prêter ton chargeur ? Kan je hem/haar je oplader lenen?
 c Je ne les connais pas encore.  Ik ken ze/hen nog niet.
 d Le youtubeur leur répond toujours. De vlogger geeft hen altijd antwoord.
 e Elle ne veut pas leur donner son mot de passe.
  Zij wil hun niet haar wachtwoord geven.






Slide 8 - Tekstslide

Het pvnw als lijdend voorwerp
Je kunt het lijdend voorwerp in een zin vervangen door de volgende persoonlijke voornaamwoorden:
me / m'       Il me voit        Hij ziet mij
te / t'            Il te voit          Hij ziet jou
le / l'             Il le voit          Hij ziet hem / het
la / l'             Il la voit          Hij ziet haar / het
nous            Il nous voit   Hij ziet ons
vous             Il vous voit   Hij ziet jullie / u
les                 Il les voit       Hij ziet hen / het

Slide 9 - Tekstslide

Het pvnw als lijdend voorwerp
Je zet het pvnw voor HET HELE WERKWOORD (= infinitief). Als er geen heel werkwoord in de zin staat zet je het pvnw voor de PERSOONSVORM ( de PV)

Je donne un livre à ma mère >>> Je le donne à ma mère
Je vais donner un livre à ma mère >>> je vais le donner à ma mère

Slide 10 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp 
répondre à = beantwoorden (aan)/ écrire à = schrijven (aan)/donner à = geven (aan)  dire à = zeggen (aan)/parler à = praten (met)/ téléphoner à = bellen (met)/demander à = vragen (aan)

Elle dit bonjour à moi. (aan/tegen mij) > Elle me dit bonjour.
Ses parents donnent un cadeau à toi. (aan jou) > Ses parents te donnent un cadeau.
Je dis bonjour à ma belle-mère. (aan/ tegen haar) > Je lui dis bonjour.
Mon père donne une clé à ma soeur et moi. (aan ons) > Mon père nous donne une clé.
Je raconte une histoire à vous (aan jullie/u) > Je vous raconte une histoire.
Il raconte des histoires à ses copains. (hun of aan hen) > Il leur raconte des histoires.

Slide 11 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend 
voorwerp
je
me/ m'
me / m 
tu
te/t'
te/ t'
il
le/ l'
lui
elle
la/ l'
lui
nous
nous
nous
vous
vous 
vous
ils
les
leur
elles
les
leur

Slide 12 - Tekstslide

encore une fois ..... plaats van het persoonlijk voornaamwoord
Het persoonlijk voornaamwoord dat een LIJDEND VOORWERP of een MEEWERKEND VOORWERP vervangt komt in de 'nieuwe zin ' voor het hele werkwoord te staan (eindigt vaak op -er/ir/re/oir)
Als er geen heel werkwoord in de zin staat komt het persoonlijk voornaamwoord VOOR de persoonsvorm
Je veux voir Paulette : je veux la voir
Je donne le cadeau à maman : je lui donne le cadeau

Slide 13 - Tekstslide

Tu vois Lucie et Thomas?
.
A
Oui, je les vois
B
Oui, je vois les
C
Oui, je le vois
D
Oui, les je vois

Slide 14 - Quizvraag

Tu as déjà son livre?


A
Oui le j'ai déjà .
B
Oui, je l'ai déjà.
C
Oui, je le ai déjà .

Slide 15 - Quizvraag

Tu regardes la belle photo au mur?

A
Oui, je la regarde.
B
Oui, la je regarde.

Slide 16 - Quizvraag

fini les corrections? 
Ouvrez VERBUGA pour vous entrainer : 
écrire au présent, passé composé, imparfait et futur

Slide 17 - Tekstslide

C: exercice 14 et 15 
14 : annonces publicitaires  (klassikaal)
15 : à deux 

Slide 18 - Tekstslide

C: exercice  15 :Informations sur le youtubeur  (1/2)

Informations sur le youtubeur

Comment il / elle s’appelle ?
Quel âge a-t-il / a-t-elle ?
Il / Elle est élève / étudiant(e)
Depuis quand il / elle a une chaine YouTube ?
Comment il / elle a commencé ?
Il / Elle a combien d’abonnés ?
Il / Elle gagne de l’argent ?
Bedenk zelf nog twee dingen over je favoriete vlogger.
in tweetallen : 
kies samen een youtuber uit en geef in je werkboek antwoord op de volgende vragen in Franse zinnen!! 
.

Slide 19 - Tekstslide

C: exercice  15 :Informations sur le youtubeur  (2/2)
Informations sur le youtubeur

.Informations sur la chaine YouTube
Comment s’appelle la chaine YouTube ?
De quoi parle cette chaine ?
Il / Elle poste une nouvelle vidéo ....... fois par ..................................(semaine / mois).
Bedenk zelf nog twee dingen over zijn/haar vlog.
Pourquoi nous aimons cette chaine YouTube ?
Nous aimons (naam) parce que / qu’ (noem minstens drie redenen)
in tweetallen : kies samen een youtuber uit en geef in het Frans antwoord op de volgende vragen in hele Franse zinnen! 

Slide 20 - Tekstslide

D :  menu au choix
- écrire (verbuga)
- mettre au point unité 3 : unité 3 bijwerken/ nakijken 
- apprendre pour TW2 / leren voor tw2

TW 2 :  Unité 3 : apprendre 1-4, 8 et 9

Slide 21 - Tekstslide