Havo 2: Apprendre 1 t/m 4 en 7 van hoofdstuk 2

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Vocabulaire hoofdstuk 2

Vertaal: Le stade

1. het stadion
2. het stadium

Vertaal: jouer de la musique

1. muziek luisteren
2. muziek spelen

Vertaal: de studie

1. les studes
2. les études

Vertaal: het doel

1. le but
2. le dut

sur

on se voit

futur

devenir

over

we zien elkaar

toekomstig

worden

car

courir

inoubliable

raconter

want

rennen

onvergetelijk

vertellen

Vertaal: de plank, het board

1. le planche
2. la planche

Vertaal: de (tennis)bal

1. la balle ( de tennis )
2. Le balle ( de tennis )

Vertaal: Speel jij een instrument?

1. Tu joue d'un instrument?
2. Tu joues d'un instrument?
3. Tu joue d'une instrument?
4. Tu joues d'une instrument?

Vertaal: Wat is je lievelingssport?

1. C'est qui, ton sport préféree?
2. C'est qui, ton sport préféré?
3. C'est quoi, ton sport préféré?
4. C'est quoi, ton sport préférée?

Vertaal: de spreekbeurt

Vertaal: vooruitgaan

Vertaal: de overwinning

Vertaal: vangen

Vertaal: het gezelschapsspel

Vertaal: Welk materiaal heb je nodig?

Vertaal: Nee, ik ben niet muzikaal, dat is niet mijn ding.

Vertaal: we zien elkaar om kwart over drie voor de schoolingang.

Vertaal: Hallo, je spreekt met Jules.