16 mei: herhaling les 32 + les 44

Welkom havo 1A!

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Welkom havo 1A!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op tafel:
- laptop en log in op LessonUp
- map
- pen

Welkom havo 1A
timer
3:30
Ga zitten volgens de plattegrond. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag donderdag 16 mei: 
  • Herhaling les 32: moeilijke woorden
  • Huiswerk nakijken les 32
  • Uitleg les 44: leestekens
  • Oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je als je een woord leest waarvan je de betekenis niet kent?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Moeilijke woorden
Als je een moeilijk woord leest, kijk dan naar de context.
 
Context = 
gebruik de andere woorden in de zin om de betekenis van een moeilijk woord te raden.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Moeilijke woorden; 
vraag jezelf af: 

  • Wordt het woord uitgelegd eerder of later?
  • Zie jij een synoniem? > een ander woord met eenzelfde betekenis
  • Zie jij een tegenstelling?
  • Bestaat het woord uit een samenstelling van twee of meer woorden? 
  • Herken je woorden uit een andere taal? 
  • Zoek het woord op in een woordenboek.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag met het woord 'terecht' >>>

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'terecht' in deze context?

De straf die de voetballer kreeg was niet terecht. Het sloeg nergens op dat hij een jaar werd geschorst.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'terecht' in deze context?
Na uren zoeken was de hond terecht. Zijn baasje was dolblij.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Betekenis van 'terecht'
1. Na uren zoeken was de hond terecht.
= teruggevonden.
2. De straf die de voetballer kreeg was niet terecht.
= gerechtvaardigd.

=> Conclusie: context is belangrijk voor de juiste vertaling van het moeilijke woord.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen les 32 
Ik weet welke woordraadstrategieën er zijn om de betekenis van een moeilijk woord te raden. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Laptop dicht
Pak erbij: 
huiswerk

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet een krul of verbeter je antwoord.
Les 32, opdracht 1 en 2.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens (les 28)
Goed opletten, straks komen er opdrachten. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open je laptop >>> 
opdrachten maken

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke leestekens ken jij?

Slide 18 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens
  • Punt
    -> aan het einde van een zin.
  • Vraagteken
    -> aan het einde van een vraagzin.
  • Uitroepteken
    -> aan het einde van een uitroep of bevel

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PAS OP voetgangers
PAS OP, voetgangers
Leg het verschil uit.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

PAS OP voetgangers
PAS OP, voetgangers
Leg het verschil uit.
Antwoord: 
PAS OP voetgangers > de voetgangers moeten oppassen. 
PAS OP, voetgangers > iedereen moet opletten, want er kunnen voetgangers lopen. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Apostrof

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn leestekens?
A
Alle tekens in een tekst
B
Alle letters in een tekst
C
Alle cijfers in een tekst
D
Leestekens bestaan niet

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(Leestekens en spaties)
De minister ........
A
zei: ' Ik wacht af. "
B
zei: "Ik wacht af."
C
zei:" Ik wacht af."

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dubbele punt

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heten deze leestekens?
" "
A
luchtkomma's
B
aerostrofen
C
citeerkomma's
D
aanhalingstekens

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aanhalingstekens

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet dit:
-

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

- liggend streep
Op 3 manieren te gebruiken: 
  •  afbreekstreepje 
Als de zin langer is dan de regel, dan zorgt dit afbreekstreepje ervoor dat de zin leesbaar blijft. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- liggend streep
Op 3 manieren te gebruiken: 
  • koppelteken:
twee woorden aan elkaar koppelen

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- liggend streep
Op 3 manieren te gebruiken: 
  • Weglatingsstreepje
Een deel van een woord laat je weg.

Slide 31 - Tekstslide

t/m hier
Verbeter de zin:
In de zomer eet ik ijsjes chocoladesmaak en vanille en ook wel eens een pistacheijsje.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verbeter de zin:
In de zomer eet ik ijsjes chocoladesmaak en vanille en ook wel eens een pistacheijsje.

Antwoord: 



Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kort deze zin in:
In les 44 leer je alle spellingsregels en interpunctieregels.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verbeter de zin:
In de zomer eet ik ijsjes chocoladesmaak en vanille en ook wel eens een pistacheijsje.

Antwoord: 

In de zomer eet ik ijsjes chocolade- en vanillesmaak en ook wel eens een pistache-ijsje.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Laptop dicht en in je tas.
Nodig: 
map en pen

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
6:00

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies