In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Soorten argumenten
Hoofdstuk 3
mevrouw Mollink
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Aan het einde van de les ken je 6 verschillende soorten argumenten.
Gebruik de opdrachten bij tekst 2 om je kennis te verwerken en ermee te oefenen.
Slide 2 - Tekstslide
argumenten
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Video
Wat weet je nu?
- mening onderbouwen -------> gebruik argumenten
- standpunt
- objectieve en subjectieve argumenten
Slide 5 - Tekstslide
Soorten argumenten
Er zijn allerlei soorten argumenten.
In je Vakboek worden er zeven besproken, blz. 127.
Slide 6 - Tekstslide
argument gebaseerd op een feit
feiten zijn controleerbaar en dus waar
voorbeeld:
Het is goed dat vorig jaar de maximumsnelheid op deze weg is verlaagd (mening), want het aantal ernstige ongelukken is daarna met dertig procent gedaald.
Slide 7 - Tekstslide
argument gebaseerd op
onderzoek
Je. gebruikt onderzoeksresultaten als argument.
Dit is een krachtig soort argument. Je kunt wel vragen krijgen over de betrouwbaarheid van het onderzoek.
voorbeeld:
Het is goed dat vorig jaar de maximumsnelheid op deze weg is verlaagd (mening), want het aantal ernstige ongelukken is daarna met dertig procent gedaald.
Slide 8 - Tekstslide
argument gebaseerd op een veronderstelling of vermoeden
een algemene aanvaarde opvatting of onderzoek
voorbeeld:
We moeten massaal overstappen op windenergie (mening), want de fossiele brandstoffen raken op en zijn zeer vervuilend.
Slide 9 - Tekstslide
argument gebaseerd op een
gevoel of emotie
een emotie is een gevoel of intuïtie
voorbeeld:
De film is prachtig (mening) want ik kon me erg inleven in de hoofdpersoon.
Slide 10 - Tekstslide
argument gebaseerd op een ervaring
je gebruikt een voorval in je argument dat je écht hebt beleefd
voorbeeld:
Tijdens het reizen is een e-reader een uitkomst (mening), want je hebt in een klein apparaat al je boeken tot je beschikking
Slide 11 - Tekstslide
argument gebaseerd op een normen en waarden
Je beroept je op een algemeen aanvaarde norm of waarde.
voorbeeld:
Als je het in een discussie niet met elkaar eens kunt worden, ga je niet direct schelden of slaan. (standpunt)
Zo gaan we toch niet met elkaar om? (argument)
Slide 12 - Tekstslide
Er zijn nog meer soorten argumenten
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
vermoedens
feit
vergelijking
emotie
Ajax wordt volgens mij dit jaar geen kampioen. Ik kan me niet voorstellen dat dat met dit elftal mogelijk is.
want voor een boete moet ik minstens vijf uur werken
Kijk maar naar de verkoop van drank, die is door de prijsverhoging ook niet afgenomen.
want tijdens het lezen stroomden de tranen over mijn wangen
Slide 15 - Sleepvraag
We kunnen naar de dierentuin, want er is een korting van 50%.
A
vermoedens
B
feiten
C
gevoel of emotie
D
normen en waarden
Slide 16 - Quizvraag
Mensen moeten vaker naar buiten, want uit onderzoek is gebleken dat het goed is voor de gezondheid.
A
feiten
B
vermoedens
C
geloofsovertuiging
D
onderzoek
Slide 17 - Quizvraag
De man is veroordeelt tot een taakstraf. Je steelt toch geen geld van een dakloze?
Slide 18 - Open vraag
We kunnen gaan voetballen, want één van de zeven velden is vrij.
A
onderzoek
B
geloof
C
feit
D
vermoeden
Slide 19 - Quizvraag
huiswerk donderdag 4 maart
* Maak opdr. 9, 10, 11, 12, blz. 48.
* Leer uit je Vakboek 10.3, 10.4, 10.5, blz. 126-132: soorten argumenten en argumentatieschema’s, aanvaardbaarheid van argumentatie, argumentatiestructuur.