Stijl op zinsniveau
1 / 20
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Hoe kun je de stijl van de tekst beïnvloeden op woordniveau?
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
De basiszin is 'Hij loopt naar de supermarkt'.
Breidt deze zin uit met veel bijvoeglijke naamwoorden.
Breidt deze zin uit met veel bijvoeglijke naamwoorden.
Slide 11 - Open vraag
De basiszin is 'Hij loopt naar de supermarkt'.
Maak er een lange zin van.
Maak er een lange zin van.
Slide 12 - Open vraag
De basiszin is 'Hij loopt naar de supermarkt'.
Maak er een passieve zin van.
Maak er een passieve zin van.
Slide 13 - Open vraag
Welke zin is actief?
A
De hond bijt de man.
B
De man wordt gebeten door de hond.
Slide 14 - Quizvraag
Wat is een passieve zin?
A
Hij schopt de bal.
B
De bal wordt geschopt.
Slide 15 - Quizvraag
Bij welk type bedrijf is de stijl anders?
A
Ziekenhuis of school
B
Supermarkt of bakkerij
C
Sportclub of restaurant
D
Pretpark of advocatenkantoor
Slide 16 - Quizvraag
Wat beïnvloedt je keuze voor stijl?
A
De tijd van het jaar
B
Je favoriete kleur
C
De lengte van de tekst
D
De gelegenheid en het doel
Slide 17 - Quizvraag
Welke stijl hoort bij een sollicitatiebrief?
A
Zakelijk en persoonlijk
B
Creatief en artistiek
C
Wetenschappelijk en technisch
D
Informeel en speels
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het doel van een begrafenis?
A
Waardig afscheid nemen van een overledene
B
Feest vieren met vrienden
C
Carnavalsmuziek spelen
D
Klusjes uitvoeren
