Straling les 3

Les 3 Straling
paragraaf 2

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Les 3 Straling
paragraaf 2

Slide 1 - Tekstslide

terugblik huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les
Aan het eind van deze les:
  • Weet je wat er gebeurd als een atoom vervalt.
  • Weet je wat halveringstijd betekent.
  • Weet je hoe je de halveringstijd kunt berekenen. 

Slide 3 - Tekstslide

Alfa straling
Bètastraling
Gammastraling
Een atoom die straling uitzendt, verandert zelf in een ander atoom. Dit noemen we radio-actief verval. 

Slide 4 - Tekstslide

Halveringstijd

De kernen van een isotoop hebben steeds 50% kans om te vervallen. Daarom werken we met een halveringstijd.


Stel de halveringstijd is 8 dagen, dan betekent dat dat na 8 dagen de helft van de stof is vervallen. 

Na 16 dagen is nog een keer de helft vervallen.

Na 24 dagen is nog een keer de helft vervallen.

Slide 5 - Tekstslide

Halveringstijd
Dag 0 - 100 % van de stof over.
Dag 8 - 50% van de stof over.
Dag 16 - 25% van de stof over.
Dag 24 - 12,5% van de stof over.
Dag 32 - 6,25% van de stof over.

De hoeveelheid uitgezonden straling neemt dus af in de loop van de tijd. 

Slide 6 - Tekstslide

De halveringstijd van radioactief Jodium is 6 uur. Hoeveel procent is er nog over na 18 uur?
A
0 %
B
25 %
C
12,5 %
D
6,25 %

Slide 7 - Quizvraag

Een onstabiele stof heeft een halveringstijd van 3 uur.
Je hebt aan het begin 20 onstabiele kernen van die stof. Hoeveel kernen kunnen er na 3 uur nog onstabiel zijn?
A
20
B
10
C
5
D
1

Slide 8 - Quizvraag

Bepaal de halveringstijd uit de grafiek.
A
5700 jaar
B
5700 dagen
C
5 dagen
D
5 jaar seconden

Slide 9 - Quizvraag

Een onstabiele stof heeft een halveringstijd van 3 uur.
Je hebt aan het begin 20 onstabiele kernen van die stof. Hoeveel kernen kunnen er na 3 uur nog onstabiel zijn?
A
20
B
10
C
5
D
1

Slide 10 - Quizvraag

Bepaal de halveringstijd uit de grafiek.
A
5700 jaar
B
5700 dagen
C
5 dagen
D
5 jaar seconden

Slide 11 - Quizvraag

Aan het werk
Lezen paragraaf 8.2
Maken opdracht 1 t/m 11

Slide 12 - Tekstslide

(herh) Doel van de les
Aan het eind van deze les:
  • Weet je wat er gebeurd als een atoom vervalt.
  • Weet je wat halveringstijd betekent.
  • Weet je hoe je met de halveringstijd kunt rekenen. 

Slide 13 - Tekstslide

Straling
paragraaf 3 & 4

Slide 14 - Tekstslide

vragen over het huiswerk

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen deze les
Aan het eind van deze Lessonup kan je:
  • 8.3.1 Je kunt de drie soorten straling benoemen die door radioactieve stoffen worden uitgezonden.
  • 8.3.2 Je kunt uitleggen hoe groot het doordringend vermogen is van elk van deze soorten straling.
  • 8.3.3 Je kunt beschrijven op welke manier gammastraling wordt toegepast bij medisch onderzoek.
  • 8.3.4 Je kunt beschrijven hoe kankergezwellen worden bestraald: van buitenaf én van binnenuit.
  • 8.3.5 Je kunt uitleggen waarom gammastraling de beste keuze is voor bestraling van buitenaf.

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen deze les
Aan het eind van deze Lessonup kan je:
  • 8.4.1 Je kunt de gevaren beschrijven van de ioniserende straling die radioactieve stoffen afgeven.
  • 8.4.2 Je kunt uitleggen waarom gammastraling het gevaarlijkst is bij bestraling van buitenaf.
  • 8.4.3 Je kunt drie voorzorgsmaatregelen noemen voor het werken met radioactieve stoffen.
  • 8.4.4 Je kunt uitleggen wat radioactieve besmetting is en hoe je besmetting kunt voorkomen.
  • 8.4.5 Je kunt beschrijven welke maatregelen worden genomen als mensen per ongeluk wel radioactief besmet raken.

Slide 17 - Tekstslide

Alfa straling
Bètastraling
Gammastraling
- Klein doordringend vermogen
- Sterk ioniserend
- Groter doordringend vermogen dan alfa
- Minder ioniserend dan alfastraling
- Groter doordringend vermogen dan Beta
- Minder ioniserend dan Beta

Slide 18 - Tekstslide

Doordringend vermogen
- Alfa: grote kerndeeltjes, dus klein doordringend vermogen
- Beta: kleine elektronen, dus groter doordringend vermogen
- Gamma: elektromagnetische straling, dus groot doordringend vermogen

Slide 19 - Tekstslide

Doordringend vermogen
Gamma-straling
Alfa-straling
Beta-straling

Slide 20 - Sleepvraag

Aantekening

Slide 21 - Tekstslide

Medisch onderzoek
1. een tracer wordt in je lichaam gespoten
2. de tracer verspreidt zich door je lichaam en komt aan bij het orgaan dat onderzocht moet worden
3. de gammastraling die de tracer uitzendt komt je lichaam uit en kan met een camera geregistreerd worden

Slide 22 - Tekstslide

Waarom?
Tracer in lichaam laat zien waar het probleem zit.

Slide 23 - Tekstslide

Wat is een tracer?
A
Een morfinemedicatie
B
Een slaapmedicatie
C
Een radioactieve merkstof

Slide 24 - Quizvraag

Bij medisch onderzoek wordt soms een tracer gebruikt.

Een goede tracer:

A
zendt alfastraling uit en heeft een kleine halfwaardetijd.
B
zendt gammastraling uit en heeft een kleine halfwaardetijd.
C
zendt alfastraling uit en heeft een grote halfwaardetijd.
D
zendt gammastraling uit en heeft een grote halfwaardetijd.

Slide 25 - Quizvraag

Bestralen bij tumoren
Uitwendig bestralen
Ioniserende straling maakt de 
moleculen in de tumor kapot.
De straling moet ver genoeg
indringen in het lichaam,
dit is dus gammastraling.
Patiënt na bestralen niet radioactief.

Slide 26 - Tekstslide

Bestralen bij tumoren

Bestraling van binnenuit
Dit kan door een soort zaadje of pil.
De straling moet hoeft maar een klein stukje door het lichaam,
dit is dus alfastraling.
Patiënt na bestralen wel radioactief.

Slide 27 - Tekstslide

Is een patiënt na bestraling van buitenaf nog radioactief?
A
Ja
B
Nee
C
Dat kan je niet weten

Slide 28 - Quizvraag

Na uitwendige bestraling van een tumor ben je
A
bestraald
B
besmet
C
beide
D
geen van beide

Slide 29 - Quizvraag

Na inwendige bestraling van een tumor ben je
A
bestraald
B
besmet
C
beide
D
geen van beide

Slide 30 - Quizvraag

Alfastraling voor inwendige bestraling en gammastraling voor uitwendige bestraling
A
Juist
B
Onjuist
C
Aliens

Slide 31 - Quizvraag

Lezen paragraaf 3 & 4
Maken paragraaf 8.3 opg 1,3,5,7 en 9. 
Maken paragraaf 84 opg 1,3,5,7 en 9

Leren voor het SO

Slide 32 - Tekstslide