6.1 t/m 6.5 Herhaling

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 6.1 t/m 6.5 herhaling
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 6.1 t/m 6.5 herhaling
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek van biologie voor je. 

Laat deze nog dicht op tafel en doe mee met de herhaling. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is ecologie?
A
De omgeving en het milieu waar het organisme in leeft.
B
Het onderzoeken van de relaties tussen organismen en hun milieu.
C
De relaties tussen organismen onderling.
D
Het is een soort voedsel voor een ander organisme.

Slide 3 - Quizvraag

De invloeden van het milieu kun je indelen in twee groepen, welke zijn dat?

Slide 4 - Open vraag

Wat is een voorbeeld van een biotische factor?
A
Temperatuur
B
Wind
C
Voedsel
D
Regen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een biotische factor?
A
Alle levenloze natuur (de zon, water, etc.)
B
Alle levende natuur (de zon, water, etc.)
C
Alle levenloze natuur (voedsel, soortgenoten)
D
Alle levende natuur (voedsel, soortgenoten)

Slide 6 - Quizvraag

Welke vier niveaus van ecologie zijn er?

Slide 7 - Open vraag

Noem een voorbeeld van ecosysteem

Slide 8 - Open vraag

Op welk plaatje zie je een voedselketen?
A
B
C

Slide 9 - Quizvraag

Waar start een voedselketen mee?
A
Herbivoren
B
Omnivoren
C
Planten
D
Planteneters

Slide 10 - Quizvraag

Voedselweb of voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselketen

Slide 11 - Quizvraag

Een producent is altijd een...?
A
Plant
B
Schimmel
C
Dier
D
Bacterie

Slide 12 - Quizvraag

Welke drie dingen heeft een plant nodig voor fotosynthese?

Slide 13 - Open vraag

Wat zijn consumenten?
A
Dieren
B
Planten
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 14 - Quizvraag

Waar horen pissebedden bij?
A
producenten
B
consumenten
C
afvaleters
D
reducenten

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn reducenten?
A
Bacteriën
B
Planten
C
Schimmels
D
Dieren

Slide 16 - Quizvraag

Een reducent:
A
Ruimt de rotzooi op van de producenten en consumenten
B
Is de belangrijkste consument.
C
Eet alleen maar dierlijk voedsel
D
Eet alleen maar plantrijk voedsel.

Slide 17 - Quizvraag

3. Gft-afval is een voorbeeld van niet-biologisch afbreekbaar afval.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Wijnflessen zijn biologisch afbreekbaar afval.

A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Papier is biologisch afbreekbaar.

A
juist
B
niet juist

Slide 20 - Quizvraag

Wat is van invloed op een populatiegrootte?
A
hoeveelheid voedsel
B
natuurlijke vijanden
C
ziekte verwekkers
D
A, B en C

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer is sprake van een biologisch evenwicht?
A
als de grootte van een populatie niet meer verandert
B
als er evenveel rupsen als koolmezen zijn
C
als de populatiegrootte lange tijd rond een bepaalde waarde schommelt
D
wanneer alle biotische en abiotische factoren optimaal zijn

Slide 22 - Quizvraag

Binnen een populatie heeft elk individu relaties met soortgenoten. Een relatie kan gericht zijn op twee dingen?

Op welke twee dingen zijn een relatie gericht?

Slide 23 - Open vraag

Bij veel dieren die in groepen leven is er sprake van een rangorde. Wat is een rangorde?
A
De volgorde van dieren van oud naar jong
B
De volgorde waarin dieren mogen eten
C
Het oudste dier is de baas
D
Ieder dier kent zijn plaats

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent symbiose?

Slide 25 - Open vraag

Wat is een vorm van symbiose waarbij één individu hier nadelen van heeft?

Slide 26 - Open vraag

Wat is biodiversiteit?
A
het aantal oorspronkelijke plantensoorten
B
het aantal oorspronkelijke diersoorten
C
de variatie aan soorten in de natuur
D
het verdwijnen van soorten in de natuur

Slide 27 - Quizvraag

Wat is herintroductie van soorten
A
Nieuwe soorten in de omgeving vrijlaten.
B
Dieren laten aanpassen aan een verandert milieu
C
Uitgestorven soorten weer terug brengen van andere gebieden
D
Natuur gebieden maken.

Slide 28 - Quizvraag

Welk soort beheer?
Sluizen op een kier zetten waardoor een
natuurlijk overgangsgebied van zeewater en
rivierwater ontstaat.
A
Agrarisch natuurbeheer
B
Bosbeheer
C
Faunabeheer
D
Waterbeheer

Slide 29 - Quizvraag

Welk soort beheer?
Verbreden van rivieren om de kans op
overstroming te verkleinen
A
Agrarisch natuurbeheer
B
Bosbeheer
C
Faunabeheer
D
Waterbeheer

Slide 30 - Quizvraag

Welk soort beheer?
Zaaien van bloemen langs akkers, zodat daar insecten kunnen leven
A
Agrarisch natuurbeheer
B
Bosbeheer
C
Faunabeheer
D
Waterbeheer

Slide 31 - Quizvraag

Wat is uitputting?
A
Grondstoffen uit het milieu halen en niet toevoegen
B
Grondstoffen aan het milieu toevoegen
C
Afvalstoffen uit het milieu halen
D
Afvalstoffen aan het milieu toevoegen

Slide 32 - Quizvraag

Wat is vervuiling?
A
Grondstoffen uit het milieu halen
B
Grondstoffen aan het milieu toevoegen
C
Afvalstoffen uit het milieu halen
D
Afvalstoffen aan het milieu toevoegen

Slide 33 - Quizvraag

Wat is geen fossiele brandstof?
A
steenkool
B
aardgas
C
aardolie
D
aardkool

Slide 34 - Quizvraag

Wat zijn de belangrijkste broeikasgassen?
A
Stikstof
B
Koolstofdioxide
C
Waterdamp
D
Methaan

Slide 35 - Quizvraag

Wat is het versterkte broeikaseffect?
A
Broeikassen die ervoor zorgen dat de aarde warm blijft.
B
Extra uitstoot van broeikasgassen door de verbranding van fossiele brandstoffen.
C
De massale ontbossing waardoor CO2 niet meer wordt opgenomen
D
het overschakelen op energiebronnen die niet opraken en geen CO2 uitstoten.

Slide 36 - Quizvraag

Wat is biodiversiteit?
A
Het aantal dieren van een soort op aarde
B
Het aantal soorten organismen op aarde
C
Het aantal soorten planten in een gebied
D
Het aantal soorten

Slide 37 - Quizvraag

6. Zelfstandig werken
Toetsinzage: kijk naar datgene wat je fout hebt gedaan. Stel eventueel vragen wanneer je iets moeilijk vindt of niet begrijpt. 

Je gaat leren voor hoofdstuk 6 van biologie.
Je gaat minimaal 30 minuten leren voor biologie.  
timer
30:00

Slide 38 - Tekstslide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog opdrachten waar je moeite mee hebt?



Slide 39 - Tekstslide