imparfait /futur simple

Le futur simple/imparfait
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Le futur simple/imparfait

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van deze les kun je de imparfait en futur simple ( herhaling) toepassen 

Slide 2 - Tekstslide

Le futur simple
J'utiliserai le futur simple!

Slide 3 - Tekstslide

Futur simple

De futur simple is de toekomende tijd.


Je gebruikt de futur simple om uit te drukken dat dingen zullen gebeuren.

In het Nederlands vertaal je de futur simple met een vorm van het hulpww 'zullen/gaan'+ infinitief

Slide 4 - Tekstslide

Futur simple = toekomende tijd

ik zal werken
jij zal fietsen
hij zal lopen
wij zullen eten
zij zullen kopen

Slide 5 - Tekstslide

De futur simple maak je door de uitgangen van avoir achter het hele werkwoord te plaatsen.


je partirai

tu partiras

il partira

nous partirons

vous partirez

ils partiront

Slide 6 - Tekstslide

Le futur simple

Slide 7 - Tekstslide

Futur simple =toekomende tijd
- beschrijft de gebeurtenis in de toekomst
- in NL gebruik je hulpwerkwoord ZULLEN/GAAN maar er is geen ww. zullen in Frans
- in Frans is andere uitgang achter het woord wordt geplaats
- voor regelmatige vorm is: HELE WERKWOORD + UITGANG

Slide 8 - Tekstslide

Futur simple
Hele ww
Uitgang
Futur simple
Je
manger
-ai
Je mangerai
Tu
manger
-as
Tu mangeras
Il / Elle / On
manger
-a
Il mangera
Nous
manger
-ons 
Nous mangerons
Vous
manger
-ez
Vous mangerez
Ils / Elles
manger
-ont
Ils mangeront

Slide 9 - Tekstslide

Le futur simple
Onregelmatige werkwoorden hebben een onregelmatige futur simple. De stam van de futur simple moet je dus uit je hoofd leren.

Slide 10 - Tekstslide

Onregelmatige ww.
être
je serai, tu seras .... 
avoir
j'aurai, tu auras ...., ils auront, ...
faire
je ferai, tu feras, ..., nous ferons, ..... 
aller
j'irai, tu iras, Il ira, .... vous irez, ..... 
pouvoir
je pourrai, ...
vouloir
je voudrai, tu voudras, .... 
venir
je viendrai, tu viendras, ....

Slide 11 - Tekstslide

hoe maak je de futur simple?
A
stam + uitgangen -ais - ais etc.
B
infinitif + uitgangen -ais -ais etc
C
stam + uitgangen -ai -as etc.
D
infinitif + uitgangen -ai -as etc.

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn de uitgangen van de futur simple?
A
ais/ais/ait/ions/iez/ aient
B
ai/as/a/ons/ez/ont
C
ai/as/a/ions/iez/aient
D
ais/ais/ait/ons/ez/ont

Slide 13 - Quizvraag

Futur simple
A
Tu seras à la maison
B
Tu serais à la maison
C
Tu es à la maison
D
Tu a été à la maison

Slide 14 - Quizvraag

futur simple:
hij zal zijn
A
il sera
B
il aura
C
il ira
D
il voudra

Slide 15 - Quizvraag

Futur simple:
ik zal kunnen
A
Je voudrai
B
j'irai
C
je pourrai
D
je ferai

Slide 16 - Quizvraag

Ik zal spreken
Hij zal eten
On partira
Jullie zullen uitgaan
Zij zullen vinden
Je parlerai
Il mangera
Wij zullen vertrekken
Vous sortirez
Ils trouveront

Slide 17 - Sleepvraag

Futur simple
Choisir: vous

Slide 18 - Open vraag

futur simple
perdre: tu

Slide 19 - Open vraag

on (dormir - futur simple)

Slide 20 - Open vraag

Gebruik de futur simple
elle [hésiter]

Slide 21 - Open vraag

Gebruik de futur simple
nous [marcher]

Slide 22 - Open vraag

Zet het ww in de futur simple
Dans deux ans, je joue dans mon premier film.

Slide 23 - Open vraag

Zet het ww in de futur simple
Mes parents vont voir le film

Slide 24 - Open vraag

Zet het ww in de futur simple
Je suis célèbre et riche

Slide 25 - Open vraag

Zet het ww in de futur simple
Je voyage à New York et Paris.

Slide 26 - Open vraag

Imparfait (o.v.t.)
Als je vertelt hoe iets in het verleden was, gebruik je vaak de imparfait.

De imparfait bestaat uit:
- een stam
- een uitgang

Slide 27 - Tekstslide

Uitgangen imparfait
De stam van de imparfait = 
nous-vorm présent        - ons + uitgangen

Uitgangen imparfait
ais-ais-ait-ions-iez-aient

Slide 28 - Tekstslide

stam: nous-vorm min -ons
je + ais
tu + ais
il, elle, on + ait
nous + ions 
vous + iez
ils, elles + aient

Slide 29 - Tekstslide

parler
nous parlons = wij praten

- ons eraf halen

nous parl + ions
nous parlions = wij praatten

Slide 30 - Tekstslide

imparfait

tu + faire
nous + pouvoir
elles + regarder

Slide 31 - Tekstslide

1 uitzondering: être  stam: ét
j' étais
tu étais
il était
nous étions
vous étiez
ils, elles étaient

Slide 32 - Tekstslide

Combineer de personen met de juiste uitgangen van de imparfait
-ais
-ais
- ait
- ions
- iez
-aient
Je
Tu
il/elle/on
Nous
Vous
Ils / elles

Slide 33 - Sleepvraag

Koppel de persoonlijke voornaamwoorden aan het juiste werkwoord.
avait
parlais
habitions
faisaient
étais
achetiez
tu
nous
ils
vous
il
je

Slide 34 - Sleepvraag

Imparfait
Welke vorm is GEEN imparfait?
A
C'était
B
Nous chantons
C
Il y avait
D
Je voulais

Slide 35 - Quizvraag

De imparfait vertelt over
A
heden
B
verleden
C
toekomende tijd

Slide 36 - Quizvraag

Je suis --> imparfait
A
J'avais
B
J'étais
C
Je sommais

Slide 37 - Quizvraag

Je (trouver, imparfait)
A
trouvait
B
trouve
C
trouvais
D
trouvai

Slide 38 - Quizvraag

Nous (avoir, imparfait) ___
A
avons
B
avions
C
aivons
D
avoins

Slide 39 - Quizvraag

Autrefois, nous .... souvent au club. (partir)

Slide 40 - Open vraag

Mercredi, elle.... à la piscine. (être)

Slide 41 - Open vraag

la fin
Au revoir ma classe et bonne chance

Slide 42 - Tekstslide