Week 1 - Les 1


Week 1 - Les 1
Periode 2
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


Week 1 - Les 1
Periode 2

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Lesdoelen: woorden §2.4 kennen, to have got begrijpen
1) Bekijken woorden Unit 2 Lesson 4
2) Opdr 1 klassikaal maken
3) Opdr 2 klassikaal maken
4) To have got uitleg
5) LessonUp opdracht maken
6) Maken opdr 3 tm 5

Slide 2 - Tekstslide

Woorden §2.4 (p.82)

Slide 3 - Tekstslide

Woorden §2.4 (p.82)

Slide 4 - Tekstslide

Planning
Lesdoelen: woorden §2.4 kennen, to have got begrijpen
1) Bekijken woorden Unit 2 Lesson 4
2) To have got uitleg
3) LessonUp opdracht maken
4) Maken opdr 1 tm 5

Slide 5 - Tekstslide

Opdr 1 (p. 62) + opdr 2 (p. 63)
Opdr 1: Bekijk Dundee Halloween Festival en beantwoordt de vragen op p.62

Opdr 2: Lees de tip en kruis de juiste antwoorden aan op p.63

Slide 6 - Tekstslide

Planning
Lesdoelen: woorden §2.4 kennen, to have got begrijpen
1) Bekijken woorden Unit 2 Lesson 4
2) Opdr 1 klassikaal maken
3) Opdr 2 klassikaal maken
4) To have got uitleg
5) LessonUp opdracht maken
6) Maken opdr 3 tm 5

Slide 7 - Tekstslide

To Have Got = (te) hebben
  • Positieve zinnen (+)
  • I, You, We, They = Have got
  • She, He, it = Has got

  • Ontkennende zinnen (-)
  • I, You, We, They = Have not got / Haven't got
  • She, He, It = Has not got / Hasn't got

  • Vragende zinnen (?)
  • Have + I, you, we, they + got
  • Has + she, he, it + got

Slide 8 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
This city ... (not - have got) a museum.
A
hasn't
B
haven't
C
haven't got
D
hasn't got

Slide 9 - Quizvraag

Have Got of Has Got?
A
They have got no school on Monday
B
They has got no school on Monday

Slide 10 - Quizvraag

has got of have got?
A
They hasn't got a big house
B
They haven't got a big house

Slide 11 - Quizvraag

Have Got of Has Got?
A
My English teacher have got cool posters
B
My English teacher has got cool posters

Slide 12 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
... Jamie ... (have got) any tatoos?
A
Has Jaimy got
B
Have Jamie got
C
Has Jaimie
D
Have Jaimie

Slide 13 - Quizvraag

They have got braces.
A
They hasn't braces
B
They haven't got braces
C
They haven't braces

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
They ... (not - have got) three sisters.
A
hasn't got
B
have got
C
haven't got
D
has got

Slide 15 - Quizvraag

has got of have got?
A
I have got a pony
B
I has got a pony

Slide 16 - Quizvraag

Have Got of Has Got?
A
Have I got a meeting at six, boss?
B
Has I got a meeting at six, boss?

Slide 17 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
My dad ... (have got) blue eyes.
A
has got
B
have got
C
had got
D
has

Slide 18 - Quizvraag

Fill in the right form of 'have got':
... you ... (have got) any tattoos?
A
have not got
B
have got
C
has not got
D
has got

Slide 19 - Quizvraag

Have Got of Has Got?
A
You have got a nice classroom
B
You has got a nice classroom.

Slide 20 - Quizvraag

has got of have got?
A
She have got brown hair
B
She has got brown hair

Slide 21 - Quizvraag

Planning
Lesdoelen: woorden §2.4 kennen, to have got begrijpen
1) Bekijken woorden Unit 2 Lesson 4
2) Opdr 1 klassikaal maken
3) Opdr 2 klassikaal maken
4) To have got uitleg
5) LessonUp opdracht maken
6) Maken opdr 3 tm 5

Slide 22 - Tekstslide

Maken opdr 3 t/m 5
Maak nu opdr 3 t/m 5 op blz 63 + 64 en in §2.4 van de online omgeving

Wanneer je klaar bent ga je de woorden van §2.4 leren

Slide 23 - Tekstslide

Homework
Huiswerk volgende week = §2.4 opdr 1 t/m 11, §2.5 opdr 2 t/m 6, LessonUp lessen week 1

Huiswerk volgende les: leer woorden Unit 2 Lesson 4 (p. 79)

Slide 24 - Tekstslide