Alleen Br, I, N, Cl, H, O en F zijn stoffen die altijd uit twee atomen bestaan.
Br2 I2 N2 Cl2 H2 O2F2
Alle andere stoffen uit 1 atoom. Fe P S Ag Cu Na
Slide 15 - Tekstslide
niet ontleedbare stoffen = elementen
waterstof (H2)
ijzer (Fe)
zuurstof (O2)
O
Slide 16 - Tekstslide
moleculen
H2O NH3 C6H12O6
Slide 17 - Tekstslide
Zelf aan het werk:
doorlezen §4.3 tot "hoe stel je systematisch namen op?" maken 17 tm 23
Koolstofdioxide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Deeltjes model (4.2)
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
moleculen en atomen
atoombinding scheikundige reactie: atoombindingen worden verbroken.
Slide 23 - Tekstslide
molecuulformule
5 H20 2 = index 5 = coëfficient index = getal dat achter het element komt en aangeeft hoeveel atomen en in het molecuul zitten. coëfficient = getal dat aangeeft hoeveel moleculen er aanwezig zijn. 25 C6H12O6
molecuul tekening
Slide 24 - Tekstslide
moleculaire stoffen
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Moleculen die uit verschillende elementen bestaan: het tweede element eindigt op -ide
Slide 27 - Tekstslide
Deze griekse telwoorden zet je voor het element. Let op! Het getal staat achter het element! Koolstofdioxide = CO2 (ezelsbrug)
Mono komt nooit bij het eerste atoom van de molecuulformule. dus niet monokoolstofdioxide