grammatica 1 juni

Oproep!
Wie o wie vindt het leuk om mee te werken aan een onderzoek naar schrijfonderwijs? Studenten van de Universiteit van Utrecht zoeken leerlingen die willen meedenken over wat zij vinden dat je moet leren over 'schrijven'. Ze gebruiken de antwoorden om een website over schrijfonderwijs voor leerlingen te verbeteren. 
Wat moet je doen? Een kort (digitaal) gesprek van max. 15-20 minuten. 
Ik heb de mail met informatie in bestanden Teams gezet. (De hyperlink werkt niet dus je moet de link kopiëren en plakken in je webbrowser.)
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oproep!
Wie o wie vindt het leuk om mee te werken aan een onderzoek naar schrijfonderwijs? Studenten van de Universiteit van Utrecht zoeken leerlingen die willen meedenken over wat zij vinden dat je moet leren over 'schrijven'. Ze gebruiken de antwoorden om een website over schrijfonderwijs voor leerlingen te verbeteren. 
Wat moet je doen? Een kort (digitaal) gesprek van max. 15-20 minuten. 
Ik heb de mail met informatie in bestanden Teams gezet. (De hyperlink werkt niet dus je moet de link kopiëren en plakken in je webbrowser.)

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag

Lesuur 1: Grammatica opdracht 48 
Lesuur 2: Nakijken opdrachten spelling (H6) en starten met spelling werkwoorden (H6) 


Slide 2 - Tekstslide

Waarom kan je antwoord niet kloppen?
> Kijk in opdracht 48 en kies een zinsdeel 
(in een bepaalde zin) uit dat je fout had.
> Ga na waarom jouw antwoord in die zin niet kan kloppen.
> Werk in stilte. 
> Hulpmiddelen: gele boekje, NN woordsoorten, ... 
> Klaar met opdracht 48? Ga verder met een andere opdracht waar fouten in gemaakt zijn. 
> We doen dit een kwartier (ik ben beschikbaar voor vragen) 
daarna kijken we wat jullie gevonden hebben.
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

> Over welk onderdeel van zinsontleding ben je meer te weten gekomen?
> Hoe heb je het antwoord gevonden? Welk verschil was er tussen jouw werkwijze/ oplossing en de theorie?
 

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 49 
2. vv en wg: waarschuwden
3. bwb en wg: gaan
4. bwb en wg: heb verloren
5. vv en wg: kon lachen

Waarom is het onderstreepte zinsdeel een vv of een bwb?

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 49
6. bwb en wg: dansten
7. vv en wu: (zin hebben)/ heb zin
8. vv en wg: stond te wachten
9. bwb en wg: gaan
10: bwb en wg: ga doen

Waarom is het onderstreepte zinsdeel een vv of een bwb?

Slide 6 - Tekstslide

Huiswerk grammatica (4 juni!)
Opdracht 49 maken als je dat niet gedaan had.
Opdracht 50 maken.

Slide 7 - Tekstslide

Pauze!
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

H6 Spelling
  • Van opdracht 1- 5 hebben we opdracht 4 en 5 nog niet nagekeken.
  • H6 Spelling werkwoorden: bespreken startopdracht en theorie zodat jullie verder kunnen werken aan de opdrachten.  

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4
1 ‘Doornroosje zal sterven als ze vijftien jaar wordt’, zegt de boze fee.

2 ’Waarom heeft u zulke grote tanden?’ vraagt Roodkapje aan haar grootmoeder.
3 Moeder Geit zei tegen de zeven geitjes: ‘Jullie mogen niemand binnenlaten.’
4 De prins vroeg aan Assepoester: ‘Wil je het glazen muiltje even passen?’ 


Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 5

a De meester zei: ‘Simon is een eigenwijs mannetje.’
a ‘De meester,’ zei Simon, ‘is een eigenwijs mannetje.’
b De dame die de toespraak over bijzondere mode hield, droeg zelf helemaal niets, wat opvallend was. (De spreekster heeft geen kleren aan.)
b De dame die de toespraak over bijzondere mode hield, droeg zelf helemaal niets wat opvallend was. (De spreekster heeft geen opvallende kleren aan.) 



Slide 11 - Tekstslide


c Eline zei tegen Farida: ‘Julian uit atheneum 2 is verliefd op jou.’
c Eline zei tegen Farida: ‘Julian uit atheneum 2 is verliefd op mij.’ 

Dit waren de opdrachten bij H6 Spelling. Als je veel fouten maakt in deze opdrachten (als >30% fout is), dan maak je de opdrachten opnieuw.


Slide 12 - Tekstslide

werkwoordsoorten, -vormen en tijden


soorten: zww, hww en kww
vormen: inf, VD, OD, en pvtt en pvvt
Nieuw**
tijden: o.t.t.; o.v.t.; v.t.t. en v.v.t.

Slide 13 - Tekstslide

Startopdracht
1 Bij een / mag je kiezen.
   

lopen (inf), loop/loopt/lopen (pvtt), liep/liepen (pvvt), gelopen (vd), lopend (od), gelopen (bn), lopend/lopende (bn) 

Slide 14 - Tekstslide


Maken opdracht 1 en 2 (p.186 en 187)
Hoe lang? 10 minuten en daarna bespreken we het klassikaal.

timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

H6 Spelling werkwoorden (p.186)
Doel: Je kunt vier verschillende werkwoordstijden herkennen en benoemen. 


Huiswerk voor vandaag was het doorlezen van het groene theorieblok. Wat kun je al vertellen over de werkwoordstijden?
Bedenk dit even voor jezelf. Ik geef dadelijk iemand de beurt.

Slide 16 - Tekstslide

werkwoordstijden
Nieuw Nederlands (p. 186)

Waarom is het zo belangrijk?
Waarom was het zo belangrijk?
Wat is belangrijk geweest?
Wat was belangrijk geweest?

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 1

1 vernietigd – vd
2 vernietigend – od
3 vernietigde – pvvt
4 vernietigde – bn
5 vernietigen – inf
6 vernietigend – bn
7 vernietigen – pvtt  






Slide 18 - Tekstslide

Stappenplan
  • Bepaal het gezegde.
  • Bekijk de persoonsvorm: tegenwoordige of verleden tijd?
  • onvoltooid of voltooide tijd?  Bij voltooide tijd staat er een voltooid deelwoord in de zin.

Slide 19 - Tekstslide

De tijden van het werkwoord 
Tegenwoordige tijd: twee vormen: 

1 onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t)
Voorbeeld: ik leer. 

2 voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t)
Voorbeeld: ik heb geleerd. 

Slide 20 - Tekstslide

De tijden van het werkwoord 
Verleden tijd: twee vormen: 

1 onvoltooid verleden tijd (o.v.t)
Voorbeeld: ik leerde. 

2 voltooid verleden tijd (v.v.t)
Voorbeeld: ik had geleerd. 

Slide 21 - Tekstslide

Blijf bij de tijd!
Verleden of tegenwoordige tijd.
Heb je een samengestelde zin? (= zin met meerdere persoonsvormen)
De tijden moeten dan gelijk zijn.
Wat zou (vt) jij doen als jij € 100 vond (vt)? 
Wat doe (tt) jij als je € 100 vindt (tt)?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Philip werkt als professioneel tester van hondenvoeding.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 24 - Quizvraag

Hij heeft in die baan al heel wat hondenvoer geproefd.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 25 - Quizvraag

Philip: 'De smaakzin van honden verschilt van die van mensen.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 26 - Quizvraag

Maar ook bij honden moeten de ingrediënten in balans zijn.'
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 27 - Quizvraag

Tot nu toe at hij het liefst lam met erwten en peterselie.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 28 - Quizvraag

Philip: 'Laatst was ik mijn controles zoals altijd begonnen met een zorgvuldige blik op het voer.'
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 29 - Quizvraag

Zo had ik de hoeveelheid bosbessen en groene bonen vastgesteld.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 30 - Quizvraag

Daarna rook ik aan het hondenmaaltje.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 31 - Quizvraag

De geur vertelde me al veel over deze maaltijd.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 32 - Quizvraag

Want zoals dit 'gerecht' had een blik hondenvoer nog nooit geroken. Vreselijk!
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 33 - Quizvraag

Volgens de producent was er iets helemaal fout gegaan.'
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 34 - Quizvraag

Na vrijwel elke geurtest neemt Philip een paar happen van het voer.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 35 - Quizvraag

Daarna maakt hij de beoordeling van het recept.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 36 - Quizvraag

Philip: 'Maar die ene keer heb ik het proeven toch maar overgeslagen.'
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 37 - Quizvraag