Herhaling Grammatica - zinsdelen (havo1)

havo 1
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

havo 1

Slide 1 - Tekstslide

Programma 
  • Grammatica zinsdelen en woordsoorten H1 - H6  (toets telt 3x)
Zinsdelen, pv, ow, wg, lv, mv en bwb
Zn, blw, olw, bn, zww, hww, aanw.vnw, vr. vnw, vz en bw


  • Spelling en Formuleren H4 - H6 (toets telt 3x)
Meervouden op -s, bn, komma, dubbele punt en aanhalingstekens.
Voltooid en onvoltooid deelw., deelw. als bijv.nw en ww.vormen en tijden.
Verwijswoorden, trappen van vergelijking en lastige verwijswoorden.







Slide 2 - Tekstslide

Grammatica Zinsdelen
Zinsdelen

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de PV in de zin:
De eerste schoolweken vlogen voorbij.

Slide 5 - Open vraag

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het OW in de zin:
De winnaar van de loterij kocht direct een Ferrari.

Slide 7 - Open vraag

Wat is het WG in de zin:
De peuter liet zijn ijsje vallen.

Slide 8 - Open vraag



Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde in de zin?

Slide 9 - Tekstslide



Hoe vind je het lijdend voorwerp in de zin?

Slide 10 - Tekstslide

Wat/wie + wg + ow?

Antwoord = LV

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het LV in de zin:
De leeuw consumeert dagelijks vele kilo's vlees.
A
de leeuw
B
consumeert
C
dagelijks
D
vele kilo's vlees

Slide 12 - Quizvraag



Hoe vind je het meewerkend voorwerp in de zin?

Slide 13 - Tekstslide

Aan/voor wie + wg + ow + LV?
Antwoord = MV

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het MV in de zin:
De mentor mocht aan de geslaagden het diploma geven.

Slide 15 - Open vraag

Wat is het MV in de zin:
De kok schepte voor de wandelaars een bord macaroni op.

Slide 16 - Open vraag

Wat is het MV in de zin:
Om drie uur geeft de bondscoach de pers zijn opstelling door.

Slide 17 - Open vraag

bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling (bwb) geeft antwoord op vragen als: Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan? Waar? Wanneer?

Let op: niet alle bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op een vraag. Ook woorden als niet, wel, zeker, absoluut, eigenlijk, allicht, natuurlijk, misschien, vermoedelijk en waarschijnlijk zijn bijwoordelijke bepaling.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

bijwoordelijke bepaling
Zo vind je de bijwoordelijke bepalingen
1. Noteer onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
2. Zoek naar lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.
3. De zinsdelen die dan nog overblijven, zijn meestal een bijwoordelijke bepaling.
Let op: niet in alle zinnen komt een bijwoordelijke bepaling voor, maar een zin kan ook meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten.

Slide 20 - Tekstslide

Wat is/zijn de bwb('s)?

Heb jij vaak dat gevoel?

Slide 21 - Open vraag

Wat is/zijn de bwb('s)?

Hij heeft gisteren zijn rijbewijs niet gehaald.

Slide 22 - Open vraag