A1 thema 3 Wonen

Werkwoorden WONEN
  A1 Werkwoorden thema 1 t/m thema 3
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Werkwoorden WONEN
  A1 Werkwoorden thema 1 t/m thema 3

Slide 1 - Tekstslide

1. Kies het juiste antwoord:
ik ........... (kiezen)
A
kies
B
kiest
C
kiezen
D
kiez

Slide 2 - Quizvraag

2. Kies het juiste antwoord:
wij ........... (schrijven)
A
schrijft
B
schrijfen
C
schrijven
D
schreiven

Slide 3 - Quizvraag

3. Kies het juiste antwoord:
hij ........... (spreken)
A
spreek
B
spreken
C
sprek
D
spreekt

Slide 4 - Quizvraag

4. Kies het juiste antwoord:
wij ........... (wonen)
A
woonen
B
wonen
C
woont
D
woon

Slide 5 - Quizvraag

5. Kies het juiste antwoord:
u ........... (schrijven)
A
schrijvt
B
schrijven
C
schrijft
D
schrijf

Slide 6 - Quizvraag

6. Kies het juiste antwoord:
zij (1 pers.) ........... (kiezen)
A
kiezt
B
kiezen
C
kiest
D
kies

Slide 7 - Quizvraag

7. Kies het juiste antwoord:
zij (2 pers.) ........... (zeggen)
A
zegt
B
zeggen
C
zecht
D
zechen

Slide 8 - Quizvraag

8. Kies het juiste antwoord:
jullie ........... (spellen)
A
speelen
B
spelen
C
spel
D
spellen

Slide 9 - Quizvraag

9. Hoe heet een hoog gebouw waar je in kan wonen?

A
huis
B
flat
C
garage
D
schuur

Slide 10 - Quizvraag

10. Hierdoor kan je in een huis naar buiten kijken.

A
deur
B
muur
C
gang
D
raam

Slide 11 - Quizvraag

11. Hier kook je het eten.

A
garage
B
schuur
C
keuken
D
gang

Slide 12 - Quizvraag

12. Hier poets je je tanden.

A
badkamer
B
slaapkamer
C
keuken
D
woonkamer

Slide 13 - Quizvraag

13. Het dak zit boven de zolder.
waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

14. De elfde maand van het jaar is?
A
september
B
oktober
C
november
D
december

Slide 15 - Quizvraag

15. De vierde maand van het jaar is?
A
januari
B
februari
C
maart
D
april

Slide 16 - Quizvraag