instaples 2

instaples 2
Wat heb je in de vakantie gedaan?
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

instaples 2
Wat heb je in de vakantie gedaan?

Slide 1 - Tekstslide

aanhalingstekens
aanhalingstekens zijn leestekens
Je gebruikt aanhalingstekens als je precies opschrijft wat iemand zegt.
'We gaan vandaag zwemmen'
'Daarna eten we patat'

Slide 2 - Tekstslide

aanhalingstekens
Soms staat er een kort zinnetje achter.
Tussen wat iemand zegt en dat korte zinnetje hoort een komma, tenzij er al een leesteken staat.

'Dat is pas echt vakantie,' zegt mijn vader.
'Is dat  niet echt vakantie?' vraagt mijn vader

Slide 3 - Tekstslide

Wij gingen naar Marokko zegt Annas.

Mijn zusje durfde niet de zee in.

Kan je zusje niet zwemmen wil Hannah weten.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn aanhalingstekens?
A
{...}
B
[...]
C
"..."
D
'...'

Slide 5 - Quizvraag

Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
Het sneeuwt heel hard! 'zei de juf.'
B
'Het sneeuwt heel hard!' zei de juf.
C
'Het sneeuwt" heel hard! zei de juf.'

Slide 6 - Quizvraag

Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
Wat doe jij weer 'aardig'.
B
'Wat doe jij weer' aardig.
C
Wat doe jij 'weer aardig'.

Slide 7 - Quizvraag

Aanhalingstekens.
Waar zijn ze goed gebruikt?
A
Amina vroeg: "Wanneer gaan we naar de dierentuin?"
B
"Amina vroeg: Wanneer gaan we naar de dierentuin?
C
Amina vroeg: Wanneer gaan we naar'de dierentuin"?

Slide 8 - Quizvraag

In welke zin staan de aanhalingstekens op de goede plek?
A
'Goedemorgen buurman, zei' meneer De Vries.
B
'Goedemorgen' buurman, zei meneer De Vries.
C
'Goedemorgen buurman, zei meneer De Vries.'
D
'Goedemorgen buurman', zei meneer De Vries.

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Link

Aan de slag
kopieerblad instaples 2
timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide