Herhaling Kapitel 2 (Toetsstof)

Herhaling Kapitel 2 (Toetsstof) 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Kapitel 2 (Toetsstof) 

Slide 1 - Tekstslide

Stof volgens Syllabus
Leer deze voor Kap. 2
Oefenen kan in de Portal bij het kopje oefenen
De eerste kans is voor 2.1 en 2.4
tijdens de Eigenwijze Dagen
De komende instructies en workshops is er nog kans
om vragen te stellen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Zoals eerder besproken sluiten jullie de periode af met:
Een kennistoets over grammatica uit Kapitel 2 en de woordjes (zie in de syllabus) in de week na de kerstvakantie.

Slide 6 - Tekstslide

Stamboom
Lever je stamboom in het Duits in. Uiterlijk deze week per email of in mijn postvak.

Slide 7 - Tekstslide

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
habst
habben

Slide 8 - Sleepvraag

sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein

Slide 9 - Sleepvraag

De Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord: U
A
Sie
B
sie
C
wir
D
ihr

Slide 11 - Quizvraag

Hoe onthoud je het persoonlijk voornaamwoord?
A
Door jezelf af te vragen wie, wat, waar enz.
B
IDEWIS
C
Door er der, die of das voor te zetten
D
Door bij je buurman te kijken

Slide 12 - Quizvraag

Het persoonlijk voornaamwoord: ik
A
ich
B
du
C
wir
D
ihr

Slide 13 - Quizvraag

Het persoonlijk voornaamwoord: wij
A
ihr
B
er
C
wir
D
sie

Slide 14 - Quizvraag

Het persoonlijk voornaamwoord: u
A
Sie
B
sie
C
wir
D
ihr

Slide 15 - Quizvraag

Het persoonlijk voornaamwoord: het
A
er
B
es
C
Sie
D
wir

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een persoonlijk voornaamwoord
A
Woorden die een tijdstip aangeven
B
Woorden die een plaats aangeven
C
ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie,zij, u

Slide 17 - Quizvraag

Vraagwoorden
Leerdoel:
aan het eind van de les ken je acht Duitse vraagwoorden:

wer - was - wo - warum - wie - wann - wohin - woher

Slide 18 - Tekstslide

De vraagwoorden: Lees ze door
NE
DU
waarom
warum
wie
wer
wat
was
waar
wo
waarheen
wohin
waarvandaan
woher
hoe
wie
wanneer
wann
welke
welche
De vraagwoorden:

De W-Fragewörter

Slide 19 - Tekstslide

Vraagwoorden.
hoe?
waar?
waarom?
wat?
wie?
warum?
wie?
wo?
was?
wer?

Slide 20 - Sleepvraag



Viel Erfolg!!!!

Slide 21 - Tekstslide