Spelling werkwoorden les

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Eerst de PV!!!!!


stam+t

Slide 2 - Tekstslide

Hoe?


stam+t

Slide 3 - Tekstslide

persoonsvorm
Het werkwoord dat verandert, of de werkwoorden die veranderen als je de zin in een andere tijd zet.....

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

De directeur verbin... consequenties aan ontoelaatbaar gedrag.
A
verbind
B
verbint
C
verbindt

Slide 6 - Quizvraag

Vin...jij dit onderdeel erg ingewikkeld?
A
vind
B
vindt

Slide 7 - Quizvraag

De kleuter ontwikkel..zich goed.
A
ontwikkelt
B
ontwikkeld
C
ontwikkeldt

Slide 8 - Quizvraag

De leerlingen verwach... gisteren een proefwerk.
A
verwachten
B
verwachtten
C
verwachte
D
verwachtte

Slide 9 - Quizvraag

Het publiek juich...vorige week na het doelpunt.
A
juichtten
B
juichden
C
juichte
D
juichtte

Slide 10 - Quizvraag

De brandweerkorpsen blus... de grote brand.
A
bluste
B
blusde
C
blusten
D
blusden

Slide 11 - Quizvraag

uitzonderingen
- De sterke werkwoorden  (meten - mat(en), dragen - droeg(en)

- De woorden die in het hele werkwoord een v of een z hebben
   en bij de stam veranderen in een f of een s.

vrezen - vrees  - vreesde(n)
erven - erf  - erfde(n)

Slide 12 - Tekstslide

De leerlingen geloof.. die onzin die hij uitkraamde echt niet.
A
geloofte
B
geloofde
C
gelooften
D
geloofden

Slide 13 - Quizvraag

Vorig jaar verhuis...Mirjam naar Amerika.
A
verhuiste
B
verhuisde
C
verhuisten
D
verhuisden

Slide 14 - Quizvraag

Nu iets
moeilijker...... Lastige werkwoordsvormen ook in samengestelde zinnen

Slide 15 - Tekstslide

Als je geld hebt (verdienen), (besteden) jij dat dan aan kleding?
A
verdiend besteed
B
verdient Besteedt
C
verdiend besteed
D
HUH?

Slide 16 - Quizvraag

(vinden) je dat de receptionist je vragen correct (beantwoorden)?
A
vindt - beantwoordt
B
vind - beantwoordt
C
vindt - beantwoord

Slide 17 - Quizvraag

Caitlin (reageren) verbaasd, als haar vriendin (e-mailen) in plaats van (appen)
A
reageert - e-mailt - appt
B
reageerdt - emaild - appt
C
reageert- e-maild - appt

Slide 18 - Quizvraag

Nog een keertje....

Slide 19 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord (VD)
Een voltooid deelwoord staat niet als enig werkwoord in de zin. Er staat ook een persoonsvorm bij. Je vindt het VD door onderstaande zinnetjes te gebruiken.

Ik heb…..        repareren    -    ik heb gerepareerd
Ik ben….          komen        -    ik ben gekomen
Hij is…            foppen        -     hij is gefopt            

Slide 20 - Tekstslide

hulpmiddeltje
‘T (x) KoFSCHiP

Staat de laatste letter van de stam in ‘t (x)kofschip, dan schrijf je aan het eind een –t-, staat die er niet in, dan schrijf je een –d- aan het eind.

Het gaat om de medeklinkers.



  

Slide 21 - Tekstslide

voorbeelden
foppen                    stam: fop (-p- staat in ’t kofschip, dus een
                                                t aan het eind)    
                                                jij bent gefopt

repareren              stam: repareer (-r- staat niet in ’t kofschip, dus
                                               een d aan het eind)
                                                jij hebt gerepareerd
 

Slide 22 - Tekstslide

uitzonderingen
- De sterke werkwoorden  (sluiten - gesloten, zijn - geweest)

- De woorden die in het hele werkwoord een v of een z hebben
   en bij de stam veranderen in een f of een s.

vrezen - vrees  - gevreesd
erven - erf  - geërfd

Slide 23 - Tekstslide

Heeft de docent het verslag al beoordeel...
A
beoordeelt
B
beoordeeldt
C
beoordeeld

Slide 24 - Quizvraag

Het (beoordelen) verslag ligt op tafel.
A
Beordelde
B
beoordeelde

Slide 25 - Quizvraag

Werkwoorden
bijvoeglijk? zo klein mogelijk.
Mits de uitspraak........

Slide 26 - Tekstslide

De (vergroten) foto wordt een leuk cadeau!
A
vergrootten
B
vergroote
C
vergrote
D
HUH?

Slide 27 - Quizvraag

Is het riviertje dicht geslib...?
A
geslibt
B
geslibd

Slide 28 - Quizvraag

Zijn jullie buren onlangs verhuis...?
A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuisdt

Slide 29 - Quizvraag

Het onvoltooid deelwoord

- Het onvoltooid deelwoord geeft aan dat de actie nog niet           

  'voorbij' is.


- Je schrijft een OD altijd als: het hele werkwoord + d


- voorbeelden: vallend, springend, huilend, glimlachend

 

Slide 30 - Tekstslide

(lachen) liep de juf de klas in...
A
Lachent
B
Lachend
C
Lachende
D
Lachendt

Slide 31 - Quizvraag

Zelf aan de slag
- Uiteindelijk moeten we alle opdrachten van H4-5-6 spelling en

- spelling van de werkwoorden af hebben.

En TOEPASSEN natuurlijk!!! :) :)


                                                           Succes!

Slide 32 - Tekstslide

Niet teveel snoepen!
Eet gezond en blijf erbij.

Slide 33 - Tekstslide