proeftoets K1/K2 Grammatik

proeftoets K1/K2 Grammatik
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

proeftoets K1/K2 Grammatik

Slide 1 - Tekstslide

haben sein werden
Van deze werkwoorden beheers je:
o.t.t.
o.v.t.
v.t.t

Slide 2 - Tekstslide

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 3 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 4 - Sleepvraag

Vul aan:

Sophie _____ gestern ganz froh.
A
war
B
hatte
C
würde
D
wurde

Slide 5 - Quizvraag

Seine Eltern ........... Peter voriges Jahr einen Computer zum Geburtstag geschenkt.
A
waren
B
hatten
C
wurden
D
hatte

Slide 6 - Quizvraag

Ich ............ dir die Matheaufgabe erklären.
A
habe
B
bin
C
werde

Slide 7 - Quizvraag

Ihr ....... das jetzt sagen!
A
wird
B
werdet
C
habt
D
seid

Slide 8 - Quizvraag

Ariane ............... noch in der Schule.
A
ist
B
wird
C
hat
D
hast

Slide 9 - Quizvraag

.............. du morgen 10 oder 14 ?
A
wirdst
B
wirst
C
bist
D
hast

Slide 10 - Quizvraag

Schwache Verben Präsens
In de volgende slides vul je de o.t.t. van de gevraagde werkwoorden in.

Slide 11 - Tekstslide

Fragen
Du ----- zu viel

Slide 12 - Open vraag

hören
jetzt ------ ihr schöne Musik

Slide 13 - Open vraag

trinken
wir ------- gerne einen Cola

Slide 14 - Open vraag

wandern
ich ----- jeden Morgen für eine halbe Stunde

Slide 15 - Open vraag

Besuchen
Jesse ----- seine Freundin sehr oft

Slide 16 - Open vraag

arbeiten
Storr ----- immer sehr gut

Slide 17 - Open vraag

beißen
Mein Hund --- deine Katze

Slide 18 - Open vraag

kochen
Welches Gericht ----- du gerne?

Slide 19 - Open vraag

schneiden
Bitte, ---- ihr die Karotten und die Kräuter

Slide 20 - Open vraag

bedeuten, kennen
Was ----- dieses Wort? ich ---- es nicht
(let op: tussen de WW alleen een spatie!)

Slide 21 - Open vraag

De keuzevoorzetsels

Slide 22 - Tekstslide

2/3 Wanneer krijg je een 3e/4e naamval bij de keuzevoorzetsels? 
3e naamval
4e naamval

Slide 23 - Sleepvraag

3/3 Welcher Satz ist richtig geschrieben? Sleep de zin.
timer
2:00
Dieser Satz ist richtig.
Dieser Satz ist leider falsch.
Wir müssen über die Brücke nach links!
Du meinst, die Kirche an der Ecke.
Die Kreditkarte liegt im Hotelzimmer.
Ich war vor eine Woche noch da.
Ich lege die Zeitung auf dem Tisch.
Die Zeitung liegt noch auf dem Tisch.

Slide 24 - Sleepvraag

2/8
Das Bild hängt an d.... Wand(v).
A
die
B
der
C
dem
D
den

Slide 25 - Quizvraag

3/8 Vul in.
Er springt vom Felsen (vanaf de rots) in d... Fluss (m).

Slide 26 - Open vraag

5/8 Vul in. Let op de naamval.
An [welke] Tag kommt ihr denn an?

Slide 27 - Open vraag

6/8 Vul in. Let op de naamval.
Sie legen deinen Schlüssel auf d... Tisch (m).

Slide 28 - Open vraag

7/8 Vul in. Let op de naamval.
Unsere Wohnung liegt [in een wijk] außerhalb des Zentrums.

Slide 29 - Open vraag

8/8 Übersetze:
een week geleden
A
eine Woche geleden
B
vor einer Woche
C
nach einer Woche

Slide 30 - Quizvraag

1/3 Schreibe ganze Sätze:
Er – sich setzen – neben – der Hund.

Slide 31 - Open vraag

2/3 Schreibe ganze Sätze:
Die Autos – fahren – unter – die Stadt.

Slide 32 - Open vraag

3/3 Schreibe ganze Sätze:
Die Katzen – sich verstecken – hinter – der Baum

Slide 33 - Open vraag

Personalpronomenoonlijk voornaamwoord

Slide 34 - Tekstslide

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 35 - Sleepvraag

Sleep het Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 3E nv.
mij
jou
hem
jullie
haar
ons
het
hen
u
mir
uns
ihm
ihm
ihr
dir
euch
ihnen
Ihnen

Slide 36 - Sleepvraag

Wat wordt de vorm van het persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval? Sleep het juiste antwoord.
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
euch
mich
dich
ihn/sie/es
uns
sie/Sie

Slide 37 - Sleepvraag

Maak een keuze!

Kennst du ihn / er
A
ihn
B
er

Slide 38 - Quizvraag

Maak een keuze!
Ich kenne du / dich
A
du
B
dich

Slide 39 - Quizvraag

Maak een keuze!

Peter und Petra, ich lade ihr / euch / sie ein.
A
ihr
B
euch
C
sie

Slide 40 - Quizvraag

Maak een keuze!

Der Preis ist € 20,-, ich finde es / er / ihn zu hoch.
A
er
B
ihn
C
es

Slide 41 - Quizvraag

Maak een keuze!

Wie findest du die Mode? Ich finde es / ihr / sie schön!
A
ihr
B
sie
C
es

Slide 42 - Quizvraag

Ist das Geschenk für (4e nv) (jullie) ______?
A
ihr
B
euch
C
sie

Slide 43 - Quizvraag

Gehst du mit (3e nv) (hem) ______
in die Disko?
A
er
B
ihm
C
ihn

Slide 44 - Quizvraag

Die Geschichte geht um (4e nv) (hen) _____.
A
ihn
B
sie
C
Sie
D
ihr

Slide 45 - Quizvraag