Didactiek

Didactiek
Fenne, Diede en Raoul
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
MBO

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Didactiek
Fenne, Diede en Raoul

Slide 1 - Tekstslide

Casus
Levi is 6 jaar oud en zit in groep 3. Levi woont samen met zijn vader, moeder en zusje van 4 jaar oud. Tijdens de zwangerschap had Levi zuurstofgebrek toen hij nog ongeboren was. Verder waren er geen problemen tijdens de zwangerschap. Hij heeft extra herhaling nodig bij lessen en begrijpt de lesstof niet in een keer. Levi voelt zich altijd goed, maar hij heeft bijna geen vriendjes ook spreekt hij niet vaak af buiten school. Uit een observatie valt haar op dat Levi snel afgeleid wordt en een concentratieboog van 18 seconden heeft (gemiddeld 45 seconden bij een standaard leerling in groep 3).Daarnaast heeft Levi  bijna nooit zijn opdrachten af tijdens de les. Levi is thuis een lieve en zorgzame jongen. Maar hij weet niet waar zijn grens ligt hierdoor is hij snel geïrriteerd en kortaf. Doordat Levi zuurstofgebrek heeft gehad, heeft hij nu een lichte verstandelijke beperking. Daarom zit Levi in cluster 3: 'kinderen die moeilijk leren'’.

Slide 2 - Tekstslide

Met hoeveel mensen zijn ze in totaal thuis?
A
3
B
4
C
5
D
2

Slide 3 - Quizvraag

In welke cluster zit Levi met zijn verstandelijke beperking?
A
Cluster 1
B
Cluster 3
C
Cluster 4
D
Cluster 2

Slide 4 - Quizvraag

Toelichting vorige vraag:
- Cluster 1: kinderen met een visuele beperking.

- Cluster 2: dove en slechthorende kinderen.
- Cluster 3: kinderen die moeilijk leren en/of een beperking hebben.
- Cluster 4: kinderen met ernstige gedragsproblemen.


Slide 5 - Tekstslide

Wat is een verstandelijk beperking?

Slide 6 - Woordweb

Toelichting vorige vraag
Iemand met een verstandelijke beperking heeft een IQ van maximaal 75. Er zijn grote verschillen tussen mensen met een verstandelijke beperking. Daarom maken we onderscheid tussen lichte, matige en diepe verstandelijke beperking.

Slide 7 - Tekstslide

Wat kan een oorzaak zijn van een verstandelijke beperking?
A
Het zit in het DNA
B
Je kunt een syndroom of stoornis hebben die hier invloed op heeft
C
Tijdens de zwangerschap zijn je hersenen niet helemaal goed gegroeid.
D
Een hersenvliesontsteking, ziekte of een ernstig ongeluk kan ook de oorzaak zijn van een verstandelijke beperking

Slide 8 - Quizvraag

Hoe kun je mensen met een verstandelijke beperking herkennen? 
Mensen met een verstandelijke beperking doen vaak hun best om hun beperking(en) te verbergen. Het is natuurlijk ook niet makkelijk om toe te geven en te accepteren dat je langzaam leert of sociale situaties ingewikkeld vindt. Het is dus niet heel eenvoudig om een verstandelijkebeperking te herkennen.

Ook zijn er diverse gevaren van een verstandelijke beperking: als je een verstandelijke beperking hebt, ben je kwetsbaarder dan leeftijdsgenoten. Daar kunnen mensen met slechte bedoelingen gebruik van maken. zo zijn mensen met een verstandelijke beperking vaker slachtoffer van mishandeling en misbruik.

Slide 9 - Tekstslide

Welke instanties kunnen betrokken raken bij de stoornis?
Mensen met een licht verstandelijke beperking krijgen vaak zorg en ondersteuning van verschillende zorg- en hulpverleners. Voor iemand met een licht verstandelijke beperking is het belangrijk dat de zorg en hulp die hij of zij krijgt goed op elkaar is afgestemd. In Maastricht zijn dat bijvoorbeeld Radar en Kentalis.

Slide 10 - Tekstslide

Waar loopt het kind, school, ouders tegenaan?

Slide 11 - Woordweb

Toelichting
Kinderen met een verstandelijke beperking lopen een relatief groot risico op bijvoorbeeld 
  • gedragsproblemen
  • psychiatrische problemen
  • depressiviteit
  • middelenmisbruik
  • delinquentie
  • schooluitval
  • traumatisering
  • hechtingsproblemen 

Slide 12 - Tekstslide

Waar loopt een leerkracht tegenaan?
A
De leerling is meer dan de helft van de tijd weg, zo mist hij/zij veel stof.
B
De leerkracht kan geen toets nakijken hierdoor
C
De leerling stoort regelmatig de leerkracht met tijdens een instructie
D
De zorgvraag is hoger bij de leerkracht

Slide 13 - Quizvraag

Waar is het kind mee geholpen?
A
Thuis wordt er over gecommuniceerd over de gevoelens en regels van iedereen.
B
Veel herrie en ruzie thuis
C
Hoeft bepaalde dingen niet te doen in huis, omdat hij /zij het 'waarschijnlijk toch niet kan'
D
Thuis veel extra werk leveren om op school bij te blijven

Slide 14 - Quizvraag

Welke kwaliteiten heeft een kind met een lichte verstandelijke beperking?

Slide 15 - Woordweb

De meest voorkomende kwaliteiten zijn:
1. Vriendelijk
2. Altijd in voor leuke dingen
3. Behulpzaam
4. Goed omgaan met dieren
5. Zinvol bezig zijn
6. Enthousiast
7. Trots op eigen prestatie
8. Vrolijk
9. Goed richten op één taak
10. Eerlijk en direct
11. Harde werkers

Slide 16 - Tekstslide

Hoe informeer je ouders/verzorgers:
Hier begin je vroegtijdig mee. Je laat de ouder/verzorger op gesprek komen. Hier laat je in zien dat je het kind hebt geobserveerd. Je vertelt dat het de school opmerkt dat het kind een ontwikkelingsstoornis heeft. Je gaat dan met de ouder/verzorger kijken wat ze het kind kunnen bieden. Stel de ouder/verzorger van het kind is buitenlands en de moedertaal is niet Nederlands is het handig om de ouder/verzorger mee te sturen naar de logopedist. Je maakt met de ouders een afspraak, over wat er gaat gebeuren met het kind.

Slide 17 - Tekstslide

Einde

Slide 18 - Tekstslide