Les 1 - 3.1 & 3.2
1 / 27
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Welke beroepen hebben te maken met voorraad?
Slide 5 - Woordweb
Slide 6 - Tekstslide
Waarom hebben bedrijven een voorraad?
Slide 7 - Woordweb
Als producten geleverd worden waar gaan ze daarna naar toe?
A
De schappen in
B
De opslag in
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Video
Wat betekent first in first out?
A
Producten zo snel mogelijk verkopen
B
Nieuwe producten achteraan in de schappen zetten
C
Nieuwe producten vooraan in de schappen zetten
Slide 10 - Quizvraag
Hebben supermarkten een groot magazijn?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Wat betekent rente?
A
Geld dat je leent
B
Geld dat je betaald over geleend geld
C
De huurprijs van een pand
D
Het winstbedrag
Slide 16 - Quizvraag
Waarom heeft een bedrijf risicokosten?
A
Risico dat er producten niet verkocht worden
B
Risico dat producten bederven
C
Risico dat een werknemer een product laat vallen
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
Welk begrip hoorde je?
A
Tracing
B
Tractor
C
Track en trace
Slide 22 - Quizvraag
Wat betekent track en trace?
