Voorbeeld:
Je krijgt een gesprek bij het "Modehaus".
Van te voren heb je kunnen nadenken over:
- het kopen van een kledingstuk
- eventueel het terugbrengen/ruilen van een kledingstuk
- vragen waar de kleedhokjes zijn
Welke woorden moet je dus goed kennen?
- kledingstukken, maten, kleuren, pashokjes, ruilen, kopen, betalen enz.