In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Vanaf wanneer werd de prehistorie de historie?
A
Toen de jagers-verzamelaars boeren werden
B
Toen het schrift werd uitgevonden
C
Toen de nomaden op 1 plek gingen wonen
D
Toen de dinosauriërs uitstierven
Slide 1 - Quizvraag
Welke middelen van bestaan hadden de mensen vóór de Landbouwrevolutie?
A
Jagen en verzamelen
B
Jagen, verzamelen, akkerbouw en veeteelt
C
Akkerbouw en veeteelt
D
Verzamelen, akkerbouw en veeteelt
Slide 2 - Quizvraag
Wat is een gevolg van de landbouwrevolutie?
A
Verandering van klimaat.
B
Opbrengst van de jacht neemt af.
C
Groei van wilde graansoorten.
D
Steeds grotere voedselproductie.
Slide 3 - Quizvraag
We spreken van een landbouwrevolutie, omdat ...
A
Er zoveel veranderde in de manier van leven dat er een nieuw soort samenleving ontstond
B
Het een verandering was die zich gedurende duizenden jaren voltrok.
C
Mensen van de ene op de andere dag totaal anders gingen leven.
D
Veel jager-verzamelaars nog lang bleven leven van de eerdere middelen van bestaan: jagen, vissen en verzamelen.
Slide 4 - Quizvraag
We weten dat de mensen die de hunebedden hebben gemaakt geloofden in het hiernamaals omdat:
A
Ze rotsschilderingen hebben gemaakt.
B
Er rondom de heuvel een krans van kleinere stenen lag.
C
Ze trechterbekers maakten.
D
Er grafgeschenken werden meegegeven aan de overledenen.
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de juiste volgorde over het bestuur van het Romeinse Rijk?
A
koninkrijk-republiek-keizerrijk
B
republiek-keizerrijk-koninkrijk
C
keizerrijk-koninkrijk-republiek
D
koninkrijk-keizerrijk-republiek
Slide 6 - Quizvraag
Welk plaatje hoort bij tijdvak 2?
A
Plaatje 1
B
Plaatje 2
C
Plaatje 3
D
Plaatje 4
Slide 7 - Quizvraag
Rond 300 was het Romeinse Rijk in oppervlakte op z'n groot. Al het gebied rondom een zee (zie rood kruisje in de afbeelding) was van het Romeinse Rijk. Hoe heet deze zee (zie rood kruisje)?
A
De Middellandse zee
B
De Noordzee
C
De Kaspische zee
D
De Zwarte zee
Slide 8 - Quizvraag
Lees de vijf onderstaande zinnen:
1. In 27 v. C. werd het Romeinse rijk een republiek. 2. De republiek werd bestuurd door keizers. 3. Toen Caesar alleenheerser werd, gaf hij de macht terug aan de senaat. 4. De eerste keizer, Augustus, en zijn opvolgers zorgden voor twee eeuwen van welvaart en vrede. 5. Het West-Romeinse Rijk kwam in 476 ten val.
Welke zinnen zijn juist?
A
Zin 4 en 5
B
Zin 1, 3 en 4
C
Zin 2 en 5
D
Zin 2 ,4 en 5
Slide 9 - Quizvraag
Lees onderstaande feiten: 1. Onderworpen stadstaten betaalden Rome belasting. 2. Onderworpen stadstaten gehoorzaamden Rome. 3. Onder worpen stadstaten leverden Rome soldaten. 4. Rome had een sterk leger 5. Romeinen werden steeds machtiger. 6. Romeinen werden steeds rijker.
Welke opmerking(en) is/zijn juist?
A
1 en 2 zijn juist
B
3 en 4 zijn juist
C
1, 2, 3, 4 zijn juist
D
Alle antwoorden zijn juist!
Slide 10 - Quizvraag
Waar of niet waar?
Julius Caesar was de eerste keizer van het Romeinse Rijk
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Gebruik de bron en de vier antwoorden (A-D). Wat kun je opmaken uit de foto? Noteer de letter van het juiste antwoord.