Voorbereiding mondeling

M
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

M

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiden mondeling (herhaling)
1. korte uitleg mondeling
2. leerdoelen bespreken
3. bronnen raadplegen
4. literaire begrippen
5. aan de slag: invullen werkblad over je gelezen boeken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Korte uitleg mondeling 
  • Duur = 20 minuten 
  • Je start met het eerste boek (5 minuten): waarom is dit voor jou goede literatuur en waarom zou jij dit aan bijv. 5v-leerlingen aanraden? (betogend deel).
  • Gesprek met docent/ vragen van docent (15 minuten): streef naar een goed gesprek over literatuur en de boeken die je hebt gelezen. 
  • Ik neem jullie ingevulde werkbladen van  jullie gelezen boeken mee. Dit kan ik erbij pakken en vragen over stellen. 
  • Je mag een PPT gebruiken voor de eerste vijf minuten, maar dat hoeft niet.

Slide 3 - Tekstslide

Je schrijft dus naar aanleiding van recensies van anderen je eigen (verkorte) recensie met de punten die voor jou het belangrijkst zijn. (Werk hierin 3 begrippen van verhaalanalyse uit en let op de andere rubrics uit de beoordeling)
2. Leerdoelen mondeling
  • Je kan beargumenteerd verslag uitbrengen van je leeservaring met een aantal door jou geselecteerde literaire werken.
    De werken zijn oorspronkelijk geschreven in de Nederlandse taal. *
  • Je kan literaire tekstsoorten herkennen en onderscheiden, en literaire begrippen hanteren bij de interpretatie van literaire teksten. 
  • Je kan een overzicht geven van de hoofdlijnen van de
    literatuurgeschiedenis, en de gelezen literaire werken plaatsen in dit historisch
    perspectief.  (Onderzoek dit dus!!)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zeg niet tijdens het mondeling:
'Het is al zo lang geleden dat ik dit boekje heb gelezen.'

Daarom heb je analyses en aantekeningen gemaakt!. Ook heb je onderzoek gedaan.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Bronnen ter voorbereiding op je mondeling
- Informatie over schrijver
* www.dbnl.org
* website van de schrijver zelf

- Literatuurgeschiedenis/plaatsen in de tijd: https://www.literatuurgeschiedenis.org/

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Bronnen ter voorbereiding op je mondeling
- www.uittrekselbank.nl

- lezenvoordelijst.nl

- Leesmij.nu

-  jouw eigen boekanalyses

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drie typen vragen
1. Leesbeleving: hoe vond je de boeken? Argumenten, voorbeelden, concrete situaties.
2. Vragen rondom het boek: auteur, in welke tijd geschreven, de ontvangst, intertekstualiteit
3. De boeken zelf (GEEN INGESTUDEERDE SAMENVATTING!) maar het toepassen van de literaire begrippen van verhaalanalyse.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan welke criteria moet goede literatuur volgens jou voldoen?
(noem er drie)

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk boek heeft de meeste indruk op jou gemaakt?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

4. De literaire begrippen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving:

"Element dat vaker voorkomt in een verhaal. Het vestigt de aandacht op iets wat belangrijk is in het verhaal. "
A
Motief
B
Handeling
C
Vooruitwijzing
D
Thema

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een auctoriaal perspectief?
A
Het verhaal wordt verteld vanuit de hoofdpersoon.
B
Het verhaal wordt verteld vanuit iemand buiten het verhaal.
C
synoniem voor ik-perspectief
D
synoniem voor personaal perspectief

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een motto is niet hetzelfde als een opdracht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Een motto heeft te maken met de bedoeling van het boek. Een opdracht is een mededeling van een schrijver waarmee hij/zij het werk opdraagt aan een persoon of instantie.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personages
Uiterlijk: Hoe zien ze eruit? Welke relaties heeft het personage met de andere personen?
Innerlijk: Wat doen ze of wat doen ze juist niet? Wat weet je over hun karakter en drijfveren?

Twee soorten personages:
- Round (rond)(je weet alles: het personage maakt een ontwikkeling door)
- Flat(vlak)(je weet slechts een klein gedeelte, dit personage speelt een      bijrol 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervolg personages
- Welk probleem heeft de hoofdpersoon?
- Hoe gaat hij met dit probleem om?

Kijk naar je gelezen boeken:
- zijn er personages die overeenkomsten vertonen? (misschien worstelen ze wel met dezelfde problemen)
- gaan ze op dezelfde manier met de problemen om?
- wat valt nog meer op?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruimte (en handeling)

Onder de ruimte verstaan we niet alleen de plaats van handeling, maar ook het weer, seizoen, verleden en toekomst. 
De ruimte zorgt voor sfeer en spanning. Past de ruimte bij de handeling dan spreek je van overeenkomst tussen ruimte en handeling. Omgekeerd spreek je van contrast tussen ruimte en handeling.

Beschrijf hoe de ruimte het verhaal beïnvloedt. Vraag je eens af wat er zou veranderen als je het verhaal in een ander land of in een andere tijd zou plaatsen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhaalopbouw
1 Wanneer een verhaal netjes aan het begin begint, wordt dit ab ovo genoemd.
Als lezer krijg je in zo’n geval een inleiding op het verhaal, je maakt kennis met de personages en hun omstandigheden en ook met de toestand (fysiek en psychologisch) waarin deze personages zich bevinden.


2 Wanneer je in het midden van een verhaal begint, weet je nog niets van de personen, wat er vooraf is gegaan, enz. Zo’n begin wordt een media res genoemd.


​3 Je kunt ook beginnen bij het einde en van daaruit terugblikken. Dit wordt post partum genoemd. Een gebeurtenis uit het heden confronteert de hoofdpersoon dan vaak met een onverwerkt stuk verleden waar hij in de loop van het verhaal steeds verder induikt.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vervolg opbouw
-  Heeft je boek hoofdstukken?
-  Zijn er hoofdstuktitels of nummers?
-  Hebben de titels betekenis?
-  Heeft je boek en open eind of gesloten eind (sprookje)

Tijd heeft ook met opbouw te maken:
- Is het chronologisch opgebouwd?
- Zijn er tijdssprongen? (flashbacks of flashforward)
- etc.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een paar gouden tips!
* Wees enthousiast!
* Vergelijk de boeken met elkaar:  wat zijn de thema’s, hoe zijn ze uitgewerkt, zijn er overeenkomsten, zijn er tegenstellingen? 
* Til je verhaal over literatuur op een hoger plan!

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
  • Vul nu het werkblad in dat uitgedeeld wordt. Dit lever je aan het einde van de les steeds bij mij in en ik zal dit tijdens het mondeling erbij houden.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag (thuis)
* Zoek op Literom recensies over de boeken
* welke analytische begrippen worden besproken?
* ben je het eens met de recensent of juist niet?
*Noteer de belangrijkste punten uit de recensies per boek.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies