Spaans Les 1 2425

Les 1
- Je kan iemand in het Spaans voorstellen
- Je kan in de tegenwoordige tijden de regelmatige werkwoorden in Spaans vervoegen
- Je kunt spreken over een functie binnen een bedrijf.
Toets Periode 2 Spaans Gesprek voeren


1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Les 1
- Je kan iemand in het Spaans voorstellen
- Je kan in de tegenwoordige tijden de regelmatige werkwoorden in Spaans vervoegen
- Je kunt spreken over een functie binnen een bedrijf.
Toets Periode 2 Spaans Gesprek voeren


Slide 1 - Tekstslide

MP TB p. 20 ¿Qué tal?
2 Primeros contactos en la feria
a. Bekijk de foto's. Welke foto's zijn zakelijke situaties?
b. Beluister de fragmenten en koppel ze aan een foto
c. vul de ontbrekende informatie in op de visitekaartjes

Slide 2 - Tekstslide

MP TB pag 21
3a. ¿Tú o usted? Luister naar de gesprekken. Kruis aan of men elkaar formeel of informeel aanspreekt.

Slide 3 - Tekstslide

MP TB p. 24
9. Una joven profesional
a. Ana vertelt over haar stage bij een hotel.
Lees de tekst en vul de ontbrekende gegevens in onder de foto.
b. Markeer in de tekst alle activiteiten van Ana. Welke werkswoordvormen ken je al?

Slide 4 - Tekstslide

Verbos -AR-ER -IR

Slide 5 - Tekstslide

MP TB p. 24
9d. Schrijf aan de hand van de informatie vier zinnen over de tekst: twee zinnen die waar zijn, en twee zinnen die niet waar zijn.

9e. In drietallen. Lees je zinnen voor, de andere moeten zeggen of de zinnen waar of niet waar zijn en corrigeren de onjuiste informatie.


Slide 6 - Tekstslide

MP TB p.25
10a Een nieuwe medewerker van een hotel wordt aan zijn collega voorgesteld. Luister naar het gesprek en verbind de namen met de juiste afdeling en functie.

 
10b Kruis aan wie welke taken heeft en maak zinnen.

Slide 7 - Tekstslide

Verbos -ar
1. (Yo) ___________________(estudiar) en la biblioteca con Paco.
2. ¿(Vosotros) __________________(hablar) español?
3. Finn y Naila ________________(trabajar) en el hotel.
4. ¿(Tú) _________________________(hablar) inglés?
5. Ties _________________________(estudiar) francés.
6. ¿Usted __________________________(bailar) flamenco?
7. Nosotros__________________________ (visitar) Madrid.

1. estudio
2. habláis
3. trabajan
4. hablas
5. estudia
6.baila
7. visitamos

timer
3:00

Slide 8 - Tekstslide

Verbos -er
1. Yo ___________________(comer) una naranja.
2. Teun y Eva _________________ (beber) dos cervezas.
3. Annelies  ____________________ (leer) un libro.
4. ¿Vosotros  _________________________(comer) paella?
5.  Karm y yo  _________________________(beber) agua con gas. 
6.  Jace __________________________(barrer) el suelo.
7.¿ Tú ______________________________ (aprender) español?


1. como
2. beben
3. leen
4. coméis
5. bebemos
6. barre
7. aprendes
timer
3:00

Slide 9 - Tekstslide

Verbos -ir
1. Nosotros ___________________(escribir) una carta.
2. ¿(Vosotros) _________________ (vivir) en Barcelona?
3. Teun  _______________________(aplaudir) para la artista.
4. ¿Dónde  _________________________(vivir) tú?
5. Ellos  _________________________(vivir) en Inglaterra.
6. Eleyna y Martin __________________________(escribir) una carta  a su abuela.


1. escribimos
2. vivís
3. aplaude
4. vives
5. viven
6. escriben
timer
3:00

Slide 10 - Tekstslide

¡Repetimos!

Los verbos regulares 
-ar / -er / -ir
trabajo
trabajas
trabaja
trabajamos
trabajáis
trabajan
como
comes
come
comemos
coméis
comen
vivo
vives
vive
vivimos
vivís
viven

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk

MP WB p. 22 opdrachten 13, 14 en 15
p. 23 opdracht 17

Slide 12 - Tekstslide