Spaans LS2 week --- presente final unidad 2
Week 14
- Je kunt de werkwoorden op -ar, -er en -ir vervoegen en gebruiken in een zin.
- Je oefent met zinnen maken.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 2
In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 100 minOnderdelen in deze les
Week 14
- Je kunt de werkwoorden op -ar, -er en -ir vervoegen en gebruiken in een zin.
- Je oefent met zinnen maken.
Slide 1 - Tekstslide
Opdrachten week 14
Maken:
MP H2
TB 9 + 10 (pag 24-25)
WB 13-18 (pag 22-23)
Leren:
woordenlijst
Slide 2 - Tekstslide
MP TB p. 24
9a Una joven profesional
Ana vertelt over haar stage bij een hotel. Lees de tekst en vul de ontbrekende gegevens in onder de foto.
b Markeer in de tekst alle activiteiten van Ana. Welke werkwoordsvormen ken je al?
Slide 3 - Tekstslide
Verbos -AR-ER -IR
Slide 4 - Tekstslide
Verbos -ar
1. (Yo) ___________________(estudiar) en la biblioteca con Paco.
2. ¿(Vosotros) __________________(hablar) español?
3. Finn y Naila ________________(trabajar) en el hotel.
4. ¿(Tú) _________________________(hablar) inglés?
5. Ties _________________________(estudiar) francés.
6. ¿Usted __________________________(bailar) flamenco?
7. Nosotros__________________________ (visitar) Madrid.
1. estudio
2. habláis
3. trabajan
4. hablas
5. estudia
6.baila
7. visitamos
timer
3:00
Slide 5 - Tekstslide
Verbos -er
1. Yo ___________________(comer) una naranja.
2. Teun y Eva _________________ (beber) dos cervezas.
3. Annelies ____________________ (leer) un libro.
4. ¿Vosotros _________________________(comer) paella?
5. Karm y yo _________________________(beber) agua con gas.
6. Jace __________________________(barrer) el suelo.
7.¿ Tú ______________________________ (aprender) español?
1. como
2. beben
3. leen
4. coméis
5. bebemos
6. barre
7. aprendes
timer
3:00
Slide 6 - Tekstslide
Verbos -ir
1. Nosotros ___________________(escribir) una carta.
2. ¿(Vosotros) _________________ (vivir) en Barcelona?
3. Teun _______________________(aplaudir) para la artista.
4. ¿Dónde _________________________(vivir) tú?
5. Ellos _________________________(vivir) en Inglaterra.
6. Eleyna y Martin __________________________(escribir) una carta a su abuela.
1. escribimos
2. vivís
3. aplaude
4. vives
5. viven
6. escriben
timer
3:00
Slide 7 - Tekstslide
MP TB p. 24
9d Schrijf aan de hand van de informatie hieronder vier zinnen over de tekst: twee zinnen die waar zijn en twee zinnen die niet waar zijn.
9e In drietallen. Lees je zinnen voor. De andere moeten zeggen of de zinnen waar of niet waar zijn en corrigeren de onjuiste informatie.
Slide 8 - Tekstslide
MP TB pag 25 tarea 10
Slide 9 - Tekstslide
vaste combinaties
participar en
ser responsable de
asistir a
Slide 10 - Tekstslide
de / a + lidwoord
de + el = del de = van
de + la = de la
a + el = al a = naar
a + la = a la
Página 22 del libro. Página 22 de la novela.
Juan asiste al evento. Elena asiste a la reunión.
Slide 11 - Tekstslide
welk lidwoord?
de / het een / sommige
el un m, ev correo
la una v, ev agenda
los unos m, mv libros
las unas v, mv casas
Net zoals in het Nederlands, gebruik je soms geen lidwoord.
Als je het over een señor/señora hebt, gebruik je el/la, tegen iemand, niets:
¿Dónde vive el señor López? / ¿Dónde vive, señor López?
Slide 12 - Tekstslide
MP TB p.25, op. 10a
Een nieuwe medewerker van een hotel wordt aan zijn collega voorgesteld. Luister naar het gesprek en verbind de namen met de juiste afdeling en functie.
Slide 13 - Tekstslide
MP TB p. 25,op. 10b
Kruis aan wie welke taken heeft en maak zinnen.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
create.kahoot.it
Slide 16 - Link
MP WB p. 22-23
13 Combinaciones
14 Verbos en -ar, -er, -ir
15 En la Feria de Empleo
16 Muchos errores
17 El trabajo de Natalia
18 Met o zonder lidwoord
Slide 17 - Tekstslide
Extra oefenen met werkwoorden
Met verbuga kun je de werkwoorden oefenen.
Kies ser of vink aan "regelmatige werkwoorden" en kies dan alle werkwoorden die als laatste letters -AR, -ER en/of -IR hebben
Kies bij tijden: "presente" (de bovenste) om de tegenwoordige tijd te oefenen
