Modale werkwoorden tegenwoordige tijd + zelfst. nw naar pers.vnw.

Modale werkwoorden
Tegenwoordige tijd
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, havo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Modale werkwoorden
Tegenwoordige tijd

Slide 1 - Tekstslide

Vervoeg de modale werkwoorden.
(mögen) Er ........... seine Lehrerin nicht.

Slide 2 - Open vraag

Vervoeg de modale werkwoorden:

(können) Ich ............... gut kochen

Slide 3 - Open vraag

Vervoeg de modale werkwoorden.
(können) Ihr ........... heute nicht ins Kino gehen.

Slide 4 - Open vraag

Vervoeg de modale werkwoorden.
(dürfen) Ihr ........... heute nicht ins Kino gehen.

Slide 5 - Open vraag

Welke uitgangen krijgen de modale werkwoorden bij ich en er/sie/es?
A
-
B
e
C
t
D
en

Slide 6 - Quizvraag

modale werkwoorden
Hunde _____ mit in diesen Park.
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
dürft

Slide 7 - Quizvraag

Modale werkwoorden
Ihr _____ diese Aufgabe machen.
A
muss
B
musst
C
müssen
D
müsst

Slide 8 - Quizvraag

Welke van de vervoegde modale werkwoorden is fout?
A
sall
B
muss
C
darf
D
kann

Slide 9 - Quizvraag

Vervoeg de modale werkwoorden.
(wissen) Du ........... noch nicht alles über mich.

Slide 10 - Open vraag

Modale werkwoorden
_____ Sie wie spät es ist?
A
weiß
B
weißt
C
wissen
D
wisst

Slide 11 - Quizvraag

modale werkwoorden
In Restaurants _____ er auch mit Kreditkarte zahlen.
A
kann
B
kannst
C
können
D
könnt

Slide 12 - Quizvraag

modale werkwoorden
Sander ...... (können) dir helfen.
A
kann
B
könnt
C
können
D
kannst

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van het modale werkwoord.
(willen) Er ..... noch Hausaufgaben.
A
woll
B
wollt
C
willt
D
will

Slide 14 - Quizvraag

Modale werkwoorden
..... (wissen) Sie, wo H&M ist?
A
weiß
B
weißen
C
wissen
D
weißt

Slide 15 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van het modale werkwoord.
(mögen) ..... du Spinat?
A
mögst
B
möge
C
magst
D
mage

Slide 16 - Quizvraag

Modale werkwoorden
Du ..... (wissen) es bestimmt!
A
weiß
B
weißen
C
wissen
D
weißt

Slide 17 - Quizvraag


Wat is de ik-vorm van het modale werkwoord können?
A
kann
B
kannt
C
könn
D
könnt

Slide 18 - Quizvraag

Wat is geen modale werkwoord?
A
Dürfen
B
müssen
C
können
D
gehen

Slide 19 - Quizvraag

modale werkwoorden
Ihr ...... (können) es nicht sehen
A
kann
B
kannst
C
können
D
könnt

Slide 20 - Quizvraag

Modale werkwoorden
Ihr _____ diese Aufgabe machen.
A
muss
B
musst
C
müssen
D
müsst

Slide 21 - Quizvraag

Modale werkwoorden
Ich ..... (dürfen) es euch nicht sagen
A
dürfen
B
darf
C
dürft
D
dürf

Slide 22 - Quizvraag

Modale werkwoorden
Maxine ..... (müssen) noch viel lernen.
A
muss
B
müss
C
müssen
D
musst

Slide 23 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van het modale werkwoord.
(moeten) Ich ....... meine Zähne putzen.
A
muss
B
müss
C
musse
D
müsse

Slide 24 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van het modale werkwoord.
(moeten) Er ..... noch Hausaufgaben machen?
A
müss
B
müust
C
muss
D
musst

Slide 25 - Quizvraag

Grammatik F

Slide 26 - Tekstslide

Wat betekenen de woorden
er / sie / es?

Slide 27 - Open vraag

Hoe noem je dit soort woorden?
A
lidwoorden
B
persoonlijk voornaamwoorden
C
zelfstandig aamwoorden
D
werkwoorden

Slide 28 - Quizvraag

er/sie/es
er   -> hij
sie -> zij
es  -> het

deze woorden noem je persoonlijk voornaamwoorden

Slide 29 - Tekstslide

er/sie/es
Je gaat van het idwoord en het zelfstandige naamwoorden nu persoonlijke voornaamwoorden maken. Je vervangt dus het lidwoord en zelfstandig naamwoord door één ander woord
Dus bijv.
der Mann             er
die Frau                 sie
das Kind                es

Slide 30 - Tekstslide

er/sie/es
Hoe weet je nou, wanneer je er, sie of es moet gebruiken?

Ezelsbruggetje:
der Mann             er
die Frau                 sie
das Kind                es

Slide 31 - Tekstslide

die Katze vervangen we door......
A
er
B
sie
C
es

Slide 32 - Quizvraag

das Flugzeug vervagen we door......
A
es
B
er
C
sie

Slide 33 - Quizvraag

Stefanie vervangen we door.......
A
es
B
er
C
sie

Slide 34 - Quizvraag