6.4 Komt de overheid rond?

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Cijfers periode 3 
Toets H5 2x
Toets H6 2x 

Reken so (1 x) gaat naar periode 4. 

Slide 2 - Tekstslide

Cijfers periode 4
Toets H7 2x 
Reken so 1x
project plastic soup 2x 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht rijbewijs
Lees de opdracht. 
Maak deze in tweetallen. 10 minuten.
Fluistertoon.
Je blijft op je eigen plek zitten. 
Tweetal laat uitwerking zien op het bord. 

Slide 5 - Tekstslide

Uitgaven 
€ 2.750 (lessen)
€     250 (examen)
€      100 (theorie)
€  1.200 ( eten, drinken, uitgaan en kleding)
------------ +
€ 4.300


Slide 6 - Tekstslide

Inkomsten
52 x € 50 = € 2.600
ouders         € 1.000
spaar            €    200
----------------------- +
                       € 3.800


Slide 7 - Tekstslide

Begroting rijbewijs
Inkomsten € 3.800                                         Uitgaven € 4.300

Inkomsten zijn lager dan de uitgaven. 
Dus tekort! € 4.300 - € 3.800 = 500

Wat kan je zus doen om toch haar rijbewijs te halen? 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Herhaling: hoe komt de overheid aan geld?
  • Belastingen
  • Niet-belasting ontvangsten

Slide 10 - Tekstslide

Belastingen
Inkomstenbelasting
Loonbelasting
BTW
Accijns > extra verbruikersbelasting

Slide 11 - Tekstslide

Niet-belasting ontvangsten
Boetes

Inkomsten uit aardgas verkoop

Mede eigenaar van bedrijven:
zoals NS, Schiphol, staatsloterij, lotto, krasloten

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

Nu maken. Blz. 70
Opgave 
BK > opgave 50, 51, en daarna vanaf 54. 
Sla 52 en 53 even over. 

Slide 18 - Tekstslide

Nu maken. Blz. 170
Opgave 47, 48, 49, en daarna vanaf 50
Sla 50 t/m 52 nu even over. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Grote getallen
Van miljard naar miljoen = x 1000
Bijv. 75 miljard = 75 x 1000 = 75.000 miljoen

Van miljoen naar miljard = :1000
Bijv. 1.580 miljoen = 1.580: 1000 = 1,58 miljard

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

opgave 48 en 49.
48    a    (€ 80,7 + € 80,2 + € 41,0 + € 58,7 + € 2,6) × 1 miljard = € 263,2 miljard

    b    Nee, de uitgaven zijn groter dan de inkomsten.
        € 263,2 miljard – € 264,4 miljard = € 1,2 miljard tekort.

49    a    € 33,8 miljard    b    € 2,6 miljard

Slide 28 - Tekstslide

opgave 50
50    a    € 41,0 miljard + € 58,7 miljard = € 99,7 miljard.
    b    Dat is € 99,7 × 1000 miljoen = € 99.700 miljoen.
    c    € 78,5 miljard + € 75,4 miljard + € 33,8 miljard = € 187,7 miljard

Slide 29 - Tekstslide

opgave 51
51    a    € 80,7 miljard + € 80,2 miljard = € 160,9 miljard
    b    € 160,9 × 1000 miljoen = € 160.900 miljoen
    c    € 160.900 miljoen ÷ 17 miljoen = € 9.464,71

Slide 30 - Tekstslide

opgave 52
52    a    47,8 miljard = ….% van € 80,7 miljard
        47,8 ÷ 80,7 × 100 = 59,2%   

    b    € 47,8 miljard ÷ 7,5 miljoen =
47,8 x 1000 = 47.800 miljoen

        € 47.800 miljoen ÷ 7,5 miljoen = €6.373,33

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Voor vrijdag
Afmaken alle opgaven van hst 6.4


Slide 36 - Tekstslide

Waar moet de overheid volgens jou meer geld aan uitgeven?

Slide 37 - Woordweb

45 miljard = ... miljoen
A
4.500
B
450
C
0,45
D
45.000

Slide 38 - Quizvraag

De overheid verwacht 600 miljard aan inkomsten en 630 miljard aan uitgaven.
A
Begrotingsoverschot
B
Begrotingstekort

Slide 39 - Quizvraag

Reken uit
900 miljard = ... miljoen
A
900
B
0,9
C
900.000
D
9.000

Slide 40 - Quizvraag

Reken uit
80 miljoen = .... miljard
A
80.000
B
80
C
8
D
0,08

Slide 41 - Quizvraag

650 miljoen = ... miljard
A
65
B
0,65
C
650.000
D
6,5

Slide 42 - Quizvraag