les 4

Hoofdstuk 2      Overheid en sociale zekerheid


Telefoons in de telefoontas, kauwgom in de prullebak
Boeken en schrift open op tafel
ik loop langs om het huiswerk te controleren
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2      Overheid en sociale zekerheid


Telefoons in de telefoontas, kauwgom in de prullebak
Boeken en schrift open op tafel
ik loop langs om het huiswerk te controleren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





  • we kijken het gemaakte werk na
  • je kunt beginnen aan de oefentoets
  • deze bespreken we dinsdag
  • woensdag is dan de toets
Deze les

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





  • we kijken het gemaakte werk na
  • ik bespreek paragraaf 2.2
  • zelfstandig werken aan de opdrachten van paragraaf 2.2
Opgave 2.11 a
Onjuist zijn 2,4 en 5
Bij 2 gaat het over indirecte belastingen.
Bij 4 gaat het over directe belastingen.
Bij 5 mag dit tekort niet hoger zijn dan 3% van het bbp.

b Als de uitgaven groter zijn dan de inkomsten

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





  • we kijken het gemaakte werk na
  • ik bespreek paragraaf 2.2
  • zelfstandig werken aan de opdrachten van paragraaf 2.2
Opgave 2.12 a
1 Veiligheid en Justitie
2 Infrastructuur en Milieu
3 Sociale zekerheid en Arbeidsmarkt
b 78,5/264,4 x 100 = 29,7%
c 7,9-33,8 / 33,8 x 100 = -76,6%
d 6,4/438,2 x 100 = 1,5%
e 1 Percentage indirecte belastingen: 80,7/263,1 x 100 = 30,7%
   2 Percentage sociale premies: 41,0+58,7 / 263,1 x 100 =
      37,9%

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





  • we kijken het gemaakte werk na
  • ik bespreek paragraaf 2.2
  • zelfstandig werken aan de opdrachten van paragraaf 2.2
Opgave 2.13 a
Ja, het EMU-tekort collectieve sector in % van het binnenlands inkomen is 3,3/709 = 0,47%.
Dit is minder dan 3%

b Schuld 31 december 2017        € 438,2 miljard
Financieringstekort 2017             €     3,3 miljard -
Schuld per 31 december 2016      € 434,9 miljard

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





  • we kijken het gemaakte werk na
  • ik bespreek paragraaf 2.2
  • zelfstandig werken aan de opdrachten van paragraaf 2.2
Opgave 2.13 c
In 2017 nam het binnenlands inkomen in procenten sterker toe dan de procentuele toename van de schuld.

d Financieringsoverschot = 4,9-0,6-1,6 = 2,7 miljard. De EMU-schuld neemt met 2,7 miljard af.

e 124+18+11+7 -1 = € 159 miljard.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





  • we kijken het gemaakte werk na
  • ik bespreek paragraaf 2.2
  • zelfstandig werken aan de opdrachten van paragraaf 2.2
Opgave 2.14 a  1 -> 4 -> 3 -> 5 -> 2 -> 6
b Verkoopprijs excl btw 1,573/121 x 100 = € 1,30
btw per liter 0,21x1,30 =         € 0,273
accijns en heffingen                 € 0,778
Totaal belastingen en heffingen € 1,051

Totaal belastingen en heffingen in % van de consumentenadviesprijs: 1,051/1,30 x 100 = 66,8%

c 4  d B  e  B

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





  • we kijken het gemaakte werk na
  • ik bespreek paragraaf 2.2
  • zelfstandig werken aan de opdrachten van paragraaf 2.2
Opgave 2.9
d) Negatieve economische groei leidt tot afname van
    het reële inkomen en productie. Lonen en winsten
    dalen. De verkopen nemen af. 
    En zo ook bijvoorbeeld de inkomsten aan
    loonbel., soc. premies, winstbelastingen en btw.
e) koopkracht van het inkomen in 2015: 
    23000 x 0,989 x 1,014 x 1,02 = € 23.479,71

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.3 Rijksbegroting

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag         
Module Economie en maatschappij
Doornemen paragraaf 2.3

Opdrachten 2.11 t/m 2.14 maken
timer
10:00
eerst in stilte!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een rijksbegroting?
A
Overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven van de rijk
B
Toelichting op de inkomsten en uitgaven

Slide 12 - Quizvraag

Rijksbegroting
Een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven van het Rijk voor het komende jaar.
Geef (door middel van slepen) aan of de genoemde belasting een vorm van directe of indirecte belasting is.
Directe belastingen
Indirecte belastingen
BTW
Loon en inkomstenbelasting
Accijns
Vennootschapsbelasting
Motorrijtuitenbelasting
Invoerrrechten

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn geen inkomsten van de overheid?
A
belastingen
B
subsidies
C
accijnsen
D
niet belasting ontvangsten

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onder de 'overige inkomsten' van de overheid vallen o.a.:
A
aardgasbaten en dividendbelasting
B
aardgasbaten en accijns
C
aardgasbaten en boetes
D
aardgasbaten en kansspelbelasting

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een financieringstekort?
A
Als de geplande uitgaven hoger zijn dan de inkomsten, dan is het financieringstekort het gat dat er dan ontstaat
B
Hoeveel geld er in een jaar geleend moet worden om de overheidsuitgaven te betalen
C
Een toename in de overheidsschuld, omdat er weer meer geld geleend moet worden dan er afgelost wordt
D
overheidsinkomsten - overheidsuitgaven

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke begrippen horen NIET bij Prinsjesdag?
Hoedjes
Kroning
Troonrede
Miljoenennota
Stembiljetten
Rijksbegroting
Koffertje
Referendum
Minister van Financiën
Bordesfoto

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De derde dinsdag van september is het ....................................
De koning leest dan de ............................. voor. De minister van .................................. presenteert de rijksbegroting en de ..........................................
In de rijksbegroting staan de verwachte ............................... en ............................ voor het komende jaar.
Inkomsten
Troonrede
Financiën
Prinsjesdag
Uitgaven
Miljoenennota

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke doelstelling hoort hierbij?
Om de export te bevorderen, worden meer exportsubsidies gegeven aan jonge bedrijven.
A
Rechtvaardige inkomensverdeling
B
Stabiel prijspeil
C
Evenwichtige arbeidsmarkt
D
Evenwichtige betalingsbalans

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er is vraag naar arbeid op de arbeidsmarkt.
Wie zijn de vragers op de arbeidsmarkt?

A
Bedrijven
B
Werklozen
C
Werkende
D
Geen van alle

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welke arbeidsmarkt is er sprake als er werkloosheid is?
A
Ruime arbeidsmarkt
B
Krappe arbeidsmarkt
C
Gespannen arbeidsmarkt
D
Onspannen arbeidsmarkt

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

inflatie
deflatie
prijsstijging
prijsdaling
koopkracht stijgt
kookkracht daalt

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is sociale zekerheid?




A
mensen die geen inkomen verdienen, kunnen een uitkering krijgen
B
Iedereen is veilig op straat.
C
Iedereen is vrij om zijn of haar mening te geven.
D
Iedereen mag gebruikmaken van de collectieve voorzieningen.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen particuliere sector?
A
Schoenenwinkel
B
Fietsenwinkel
C
Ziekenhuis
D
Reclamebedrijf

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de particuliere sector?
A
Van de overheid, wil winst maken
B
Van de overheid, wil geen winst maken
C
Niet van de overheid, wil winst maken
D
Niet van de overheid, wil geen winst maken

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de vier overheden?
A
Rijk, provincie, gemeente, zbo's
B
Rijk, gemeente, waterschap, burgermeester
C
waterschap, gemeente, fusie, collectief
D
Provincie, Rijk, Belastingdienst, gemeente

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is privatisering?
A
De overheid koopt een dienst of activiteit van een particulier bedrijf met het idee hier winst me te kunnen maken.
B
De overheid stimuleert particuliere bedrijven om meer mensen in dienst te nemen.
C
De overheid verkoopt een dienst of activiteit aan een bedrijf in de particuliere sector.
D
Het privévermogen van eigenaren van bedrijven in de particuliere sector wordt door de overheid beschermd.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies