Lesdoel: aan het einde van de les kan je verschillende vaste tekststructuren herkennen.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H1 Lezen
Vaste tekststructuren (1)
Lesdoel: aan het einde van de les kan je verschillende vaste tekststructuren herkennen.
Slide 1 - Tekstslide
Welke zin is de kernzin?
Onze zalen zijn zeer geschikt voor de bijeenkomsten die u wilt houden. De vier zalen die wij hebben, kunnen door flexibele wanden geschikt gemaakt worden voor groepen van elke grootte. Alle apparatuur voor het houden van presentaties is aanwezig.
A
eerste zin
B
tweede zin
C
laatste zin
Slide 2 - Quizvraag
Welke zin is de kernzin?
Op 20 december jl. heb ik een laptop bij u besteld. Dat is nu vijf maanden geleden en ik heb nog niets ontvangen. Ook reageert u niet op mijn telefoontjes en e-mails. Daarom annuleer ik mijn bestelling.
A
eerste zin
B
tweede zin
C
laatste zin
Slide 3 - Quizvraag
www.cambiumned.nl
Slide 4 - Link
7 vaste tekststructuren
1. probleem- oplossingsstructuur
2. verklaringsstructuur
3. Verleden-heden(-toekomst) structuur
4. argumentatiestructuur
5. aspectenstructuur
6. voor- en nadelenstructuur
7. vraag-antwoordstructuur
Slide 5 - Tekstslide
H 1: Vaste tekststructuren
Probleem-oplossingsstructuur: een tekst met een probleem, de gevolgen/oorzaken en oplossingen.
Verklaringsstructuur: Verschijnsel, kenmerken en verklaring, oorzaak en reden.
Verleden/heden/toekomst structuur: een tekst met onderwerp en vroeger, nu, toekomst.
Slide 6 - Tekstslide
Probleem/oplossingstructuur
Je start met een probleem
Je geeft oorzaken, gevolgen en oplossingen
Je eindigt met de beste oplossing
Slide 7 - Tekstslide
Verklaringsstructuur
In je inleiding presenteer je een bepaald verschijnsel
Je geeft kenmerken / voorbeelden
Je presenteert verklaringen en oorzaken
Je eindigt met een samenvatting
Slide 8 - Tekstslide
Verleden-heden(-toekomst)structuur
1. Je introduceert een onderwerp
2. Je leest over de situatie van vroeger
3. Je leest de situatie van nu of de ontwikkeling van vroeger naar nu
4. Je eindigt met een conclusie of een voorspelling van de toekomst.
Slide 9 - Tekstslide
Welke tekststructuur herken je door tijdsaanduidingen in de tekst?
A
Verleden/heden (toekomst) structuur
B
Argumentatiestructuur
C
Voor/nadelenstructuur
D
Aspectenstructuur
Slide 10 - Quizvraag
Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?