Woordvolgorde normale zinnen

Woordvolgorde normale zinnen
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Woordvolgorde normale zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Zo maak je een zin:
Ik kom morgen.
We moeten naar school.
Zij leest een boek.
De cursisten schrijven de woorden.

1. wie of wat       2. werkwoord      3. rest (wanneer, wat, waar)

Slide 2 - Tekstslide

Zo maak je een zin
Zijn er twee werkwoorden?

1. wie of wat    2. werkwoord    3. rest    4. werkwoord

1. Ik ga zaterdag sporten.
2. Aziz en Do willen koffie drinken.
3. Floor kan heel goed voetballen.

Slide 3 - Tekstslide

Welke zin is goed?
A
Ik ga naar school.
B
Ga naar school ik.
C
Naar school ik ga.
D
Ik naar school ga.

Slide 4 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Dani komt drinken koffie.
B
Dani koffie drinken komt.
C
Dani komt koffie drinken.
D
Dani drinken koffie komt.

Slide 5 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Vandaag je moet werken.
B
Je werken vandaag moet.
C
Werken je vandaag moet.
D
Je moet vandaag werken.

Slide 6 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Ik sporten ga zaterdag.
B
Ik ga zaterdag sporten.
C
Zaterdag ik sporten ga.
D
Ik sporten zaterdag ga.

Slide 7 - Quizvraag

Maak een goede zin:
kan - Jantine - schrijven - mooi

Slide 8 - Open vraag

Maak een goede zin:
Kim - woensdag - moet - trainen

Slide 9 - Open vraag

Maak een goede zin:
drinkt - een glas water - Rita

Slide 10 - Open vraag

Zinnen maken is...
Makkelijk
Moeilijk
Een beetje moeilijk

Slide 11 - Poll