Grammar recap theme 7 2kga

grammar recap theme 7
2kga
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

grammar recap theme 7
2kga

Slide 1 - Tekstslide

Waar staan vraagwoorden altijd in de zin?
A
Achteraan de zin.
B
In het midden van de zin.
C
Vooraan in de zin.
D
Niet, vraagwoorden zijn gewoon een mood.

Slide 2 - Quizvraag

Welk vraagwoord kan er niet in de zin.
.... did it happen?
A
Why
B
How
C
When
D
Which

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de Engelse vertaling van het vraagwoord wie?
A
Who
B
Why
C
When
D
Where

Slide 4 - Quizvraag

Maak van deze zin een vraagzin:
Sarah was late.
A
Was Sarah late?
B
Who was late?

Slide 5 - Quizvraag

Hoe vraag je of waar iemand de nieuwe film gezien heeft?
A
Why did you see that new film?
B
How did you see that new film?
C
When did you see that new film?
D
Where did you see that new film?

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de Nederlandse vertaling van de zin: It was her dream to do that?
A
Het was haar droom om dat te doen.
B
Het was een nachtmerrie om dat te doen

Slide 7 - Quizvraag

Vertaal deze zin naar het Engels.
Het is een film over een casino in New York.
A
It is a film about a bank in New York.
B
It was a series about a bank in New York.
C
It is a film about a casino in New York
D
it was a series about a casino in New York.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de Nederlandse vertaling van questionnaire?
A
documentaire
B
vermaak
C
uitzenden
D
vragenlijst

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de Engelse vertaling van Doorgaan?
A
continue
B
cancel
C
comedy
D
candidate

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord past er in de volgende zin?
My favourite ... is Discovery.
A
Channel
B
desert
C
entertainment
D
broadcast

Slide 11 - Quizvraag

Waarom gebruik je should (not) +hele werkwoord?
A
Als jij zelf vind dat iets zou moeten.
B
Als iemand anders vind dat iet wel/niet moet

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer gebruik je has of have to + het hele werkwoord?
A
Als iemand anders vind dat iets moet
B
Als jij vind dat iets zou moeten

Slide 13 - Quizvraag

Vul het juiste hulpwerwoord in:
You ___ check out this new online magazine.
A
have to
B
should

Slide 14 - Quizvraag

Welke vervoeging past er in de volgende zin?
I like Rihanna ____ she makes great music

A
And
B
Because
C
or

Slide 15 - Quizvraag

Welk voegwoord gebruik je bij een gevolg
A
so (that)
B
or
C
and
D
because

Slide 16 - Quizvraag

Welk voegwoord gebruik je bij een tegenstelling?
A
and
B
so (that)
C
or
D
But

Slide 17 - Quizvraag

Hoe vraag je iemand wat hun favoriete tv-show is?
A
What do you like to watch on TV?
B
Which type of films do you like best?
C
What is your favourite TV show?

Slide 18 - Quizvraag

Hoe geef je, je mening over een film?
A
In my opinion, the film is wonderful.
B
I think the film is wonderful.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de Engelse vertaling van Ik hou van het kijken van films en tekenfilm.
A
I love to watch YouTube video's.
B
I hate watching films en cartoons.
C
I love to watch films and cartoons.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de Nederlandse vertaling van News item?
A
krant
B
nieuwsbericht
C
kanaal
D
het journaal

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de Engelse vertaling van presentator?
A
Main character
B
Presenter
C
childhood
D
struggle

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de vertaling van de uitspraak:
All publicity is good publicity.
A
Slechte publiciteit bestaat niet.
B
De waarheid doet pijn.
C
Je eigen lof zingen.
D
Beoordeel een boek niet op zijn kaft.

Slide 23 - Quizvraag

Zijn er nog vragen over de stof voor de toets?
A
Ja, mag ik deze zo stellen?
B
Nope, ik haal gewoon een voldoende

Slide 24 - Quizvraag