Les 3.1: Talking & presenting H1 + Grammar Present simple & Past simple

KD ENG BBL Lesson 12
  • Talking & presenting H1 Informal talks
  • Grammar:Present simple
  • Grammar: Past simple
  • Opdrachten in NU Engels

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

KD ENG BBL Lesson 12
  • Talking & presenting H1 Informal talks
  • Grammar:Present simple
  • Grammar: Past simple
  • Opdrachten in NU Engels

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Talking & presenting H1 Informal talks
A1 Meet and greet

Algemene informatie H1:
  • Waar moet je op letten tijdens een gesprek, welke woorden kies je?
A1 Meet and greet:
  • Informeel vs formeer en handige zinnen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toon/woorden kiezen
When giving your opinion it matters which words you choose. 
'You're wrong about that', sounds much more direct than 'I disagree with you'. 
It really matters if you're expressing your outrage with: 'That's
ridiculous!' or (after some thinking) 'I'm afraid I do not share your view.
The first reaction is primary and often leads to regrets afterwards. The second reaction is secondary and is usually accepted more easily. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informeel groeten

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formeel groeten

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertel iets over jezelf

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiten

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Try it out! Jezelf voorstellen
  • Hoe heet je?
  • Hoe oud ben je?
  • Waar woon je? Met wie?
  • Wat studeer je?
  • Waar werk je/ loop je stage (internship)?

Maak tweetallen, stel jezelf om de beurt kort voor.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog van de present simple?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog van de past simple?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Present simple
Tegenwoordige tijd
Je gebruikt de present simple voor:
  • feiten
  • gewoonten
  • dingen die regelmatig gebeuren

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je de present simple?
  • Je gebruikt het hele werkwoord (zonder to).
  • Bij he, she, it komt er een -s of -es achter het werkwoord.

Voorbeelden:
I work in The City.
He talks a lot about basketball.
Mark lives in Spain.


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je de present simple?
  • Als het werkwoord eindigt op een medeklinker + -y dan vervang je na he, she en it de -y door -ies. (to carry) He carries the groceries to the car.
  • Maar wanneer er een klinker (a, e, i, o en u) voor de -y staat, gebruik je alleen een -s bij he, she en it. (to buy) Jeff buys the same shoes every year.
  • Eindigt het werkwoord op een sisklank, dan zet je -es achter het werkwoord bij he, she en it. (to watch) Jane watches the seven o’clock news.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woorden
Als een van de volgende woorden in de zin staat, gebruik je vrijwel altijd de present simple:
always (altijd), often (vaak), never (nooit), sometimes (soms), usually (gewoonlijk), frequently (vaak), every day, every week, enzovoort.
Deze woorden geven een gewoonte of regelmaat aan.
We usually go to a restaurant on Fridays.
Dave always forgets to take his keys.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Past simple
Verleden tijd
Je gebruikt de past simple om aan te geven dat iets in het verleden plaatsvond of gebeurde.
Bijvoorbeeld:
In 2016 we visited Aruba.
Ilka phoned me a couple of days ago.
I was very shy as a child.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je de past simple?
De volgende onderwerpen komen aan bod:
  • de standaardregel
  • uitzonderingen op de standaardregel:
 - verdubbeling medeklinker
 - werkwoorden eindigend op medeklinker + y
  - onregelmatige werkwoorden

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standaard regel
De standaardregel voor het maken van de past simple is: zet -ed achter het werkwoord.
Dit doe je bij alle onderwerpen, bijvoorbeeld:


to walk: I walked, you walked, he/she/it walked,
we walked, you walked, they walked
to jump: I jumped, you jumped, he jumped, …
to start: I started, you started, ...

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzondering: verdubbeling medeklinker






Let op! Deze regel geldt dus niet wanneer het werkwoord 2 klinkers bevat 
(to cook - cooked).

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzondering: verdubbeling medeklinker






Let op! Deze regel geldt dus niet wanneer de klemtoon op de eerste lettergreep valt (to visit - visited).


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzondering: werkwoorden eindigend op medeklinker + y






Let op!
Na een klinker (a, e, i, o, u) verandert de -y niet: to play - played, to obey - obeyed.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onregelmatige werkwoorden
Onregelmatige werkwoorden hebben een geheel eigen vorm in de verleden tijd. (past simple = tweede rijtje) Bijvoorbeeld: 
 

to drink - drank (niet: drinked)
to beat - beat (niet: beated)

I drank two cups of coffee an hour ago.
He played the piano and she beat the drums.


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe gebruik je de past simple?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra voorbeelden
Rose wasn’t at school yesterday.
I lived in Egypt from 2011 to 2014.
The bus left a couple of minutes ago.
When we were young, our mother told us many ghost stories.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op!
In het Nederlands gebruik je vaak de voltooid tegenwoordige tijd (de present perfect) om over het verleden te vertellen. In het Engels gebeurt dat niet.

Ik heb haar gisteren gezien.
I saw her yesterday. (I have seen her yesterday)
We zijn vorige week in Antwerpen geweest.
We were in Antwerp last week. (We’ve been in Antwerp last week.)



Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework
Talking & presenting:
  • 0 self-assessment
  • Talking & presenting H1 Informal talks > A1 Meet and greet
Grammar:
  • Verbs 1: Present simple
  • Verbs 2: Past simple



Slide 29 - Tekstslide

https://www.spelletjesplein.nl/engels/