Werkwoordspelling beroepshavo

Wat gaan we vandaag doen?
Literatuurlijst

Werkwoordspelling: uitleg en opdrachten

Signaalwoorden (reader): Wat zijn het? Herken je ze? Weet je het verschil tussen macro-meso-microniveau?


1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
Literatuurlijst

Werkwoordspelling: uitleg en opdrachten

Signaalwoorden (reader): Wat zijn het? Herken je ze? Weet je het verschil tussen macro-meso-microniveau?


Slide 1 - Tekstslide

Eind maart: 6 boeken gelezen
timer
20:00

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Literatuurlijst
Boekenkeuzelijst staat op Teams 
Literatuurlijst staat op Teams: downloaden-invullen-inleveren
6 boeken kiezen (100+pagina's)
Van een schrijver kan je maar één boek kiezen
Maximaal 1 leesboek een 2F-boek, verder 3F of hoger

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Doel: Verschillende tijden van de persoonsvorm schrijven & voltooid deelwoord leren schrijven

Maak aantekeningen / vul het schema verder in.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden
Er zijn ook onregelmatige werkwoorden, zoals:
hebben, mogen, zullen, willen, zijn, kunnen.

Dan gelden er andere regels!
ik                                u
jij                               wij
hij/zij

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
Engelse werkwoorden vervoeg je hetzelfde als Nederlandse werkwoorden.
Soms ziet dit er dus niet uit!!!!

Slide 15 - Tekstslide

Op het Vavo....je voorbereid op de examens.
A
wordt
B
word

Slide 16 - Quizvraag

U....dat toch ook?
(vinden)
A
vind
B
vindt

Slide 17 - Quizvraag

Het....altijd wanneer ik niet kijk.
(gebeuren)
A
gebeurd
B
gebeurt

Slide 18 - Quizvraag

Hij ..... bijna elk jaar.
(verhuizen)
A
verhuisd
B
verhuist

Slide 19 - Quizvraag

Hij.... graag slagen voor zijn vmbo-tl.
(willen)
A
wilt
B
wil

Slide 20 - Quizvraag

Hij......voor een jaar naar Australië
(vertrekken)
A
vertrok
B
vertrekte

Slide 21 - Quizvraag

Wij.....vorig jaar naar Alkmaar.
(verhuizen)
A
verhuisden
B
verhuizden
C
verhuisde

Slide 22 - Quizvraag

......jij het antwoord?
(raden)
A
rade
B
raade
C
raadde

Slide 23 - Quizvraag

Zij....de voordeur groen.
(verven)
A
verfte
B
verfde

Slide 24 - Quizvraag

Hoe is dit ongeluk.....?
(gebeuren)
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 25 - Quizvraag

Hij heeft het verhaal....
(verzinnen)
A
verzonne
B
verzonnen

Slide 26 - Quizvraag

Ik heb mijn knie....
(verdraaien)
A
verdraaid
B
verdraait

Slide 27 - Quizvraag

...je jouw laptop elke maand?
(updaten)
A
updatet
B
update

Slide 28 - Quizvraag

Jij....toch ook pdf-bestanden?
(downloaden)
A
downloadt
B
download

Slide 29 - Quizvraag

Aan de slag
1) Vlekkeloos Nederlands, maken: test 1-4-9 (blz. 23 e.v.)
Zie ook de uitleg (blz. 9 e.v.)!
Gedaan? Nakijken en kiezen uit:
-  Oefenen met Engelse werkwoorden (op bureau, zelf nakijken)
- Lezen in je leesboek
- www.denederlandsetaaltest.nl
Na 30 minuten gaan we nakijken.
timer
20:00

Slide 30 - Tekstslide

Hoe is het gesteld met jouw werkwoordspelling?

Duim omhoog

Duim naar links

Duim omlaag

Slide 31 - Tekstslide

Extra verdieping

TIP: Maak een account aan op www.beterspellen.nl en maak elke dag een quizvraag om je spelling te oefenen.

www.denederlandsetaaltest.nl
Geen 'grammatica' maken + resultaten opschrijven

Slide 32 - Tekstslide

Signaalwoorden
Maak opdracht 1, blz. 25 van de reader

Signaalwoorden: 
macro: tekststructuur
meso: tussen de alinea's
micro: binnen of tussen de zinnen
Kernzin-> de belangrijkste informatie (zin) van een alinea


Slide 33 - Tekstslide

Exitticket
Welke (sleutel)begrippen zijn er tot nu toe behandeld bij Nederlands?
Schrijf ze in de sleutels, zet je naam erbij, lever het ticket in...
...en verlaat de les!

Slide 35 - Tekstslide

Onderwerp en hoofdgedachte
Wat zou een geschikte titel voor de tekst kunnen zijn?
Wat zou de hoofdgedachte kunnen zijn?

  • Boodschap van de schrijver (zin); het belangrijkste wat de schrijver wil zeggen. Waar vind je de hoofdgedachte?
  • Inleiding + slot + kernzinnen

Slide 36 - Tekstslide

Functiewoorden
Reader, blz. 24

In CE worden deze begrippen gebruikt dus die moet je kennen.

Dus: brede woordenschat!

Slide 37 - Tekstslide