B4, T7, paragraaf 5, Bestuiving en bevruchting (verspreiding)

Planten
Thema 7, 4 Basis

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Planten
Thema 7, 4 Basis

Slide 1 - Tekstslide

Thema 7, paragraaf 5
Bestuiving en bevruchting 

Slide 2 - Tekstslide

Begrippentest paragraaf 5 en 6
Ga naar Lesson up en doe mee met de begrippentest.
Heb je er meer dan 10 goed; jij hebt het al goed begrepen.
Heb je er meer dan 8 goed: jij bent op de goede weg maar moet nog wel even oefenen.
Minder dan 8; jij hebt het nog niet begrepen. Jij maakt de test jezelf en de extra opdrachten voor de volgende les!

Slide 3 - Tekstslide

Stampers zijn de
A
mannelijke delen van een bloem
B
vrouwelijke delen van een bloem

Slide 4 - Quizvraag


Op de afbeelding zie je een windbloem.
Hebben windbloemen nectar?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de functie van de stamper?
A
Het beschermen van de bloem.
B
Het ontvangen van stuifmeel voor bevruchting.
C
Het transporteren van water en voedingsstoffen.
D
Het regelen van de opening en sluiting van de bloem.

Slide 6 - Quizvraag


Op de afbeelding is ontkieming te zien. Waardoor worden de zaadlobben bij de ontkieming steeds kleiner en vallen ze af?

A
In de zaadlobben zit reservevoedsel en de plant heeft geen voedsel meer nodig.
B
In de zaadlobben zit water en de plant neemt nu water op met de wortels.
C
In de zaadlobben zit reservevoedsel dat gebruikt is tijdens het ontkiemen.
D
Ze vallen niet af, ze groeien uit tot grote bladeren.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van insectenbloemen?
A
Vaak groot en opvallende kleur
B
Bevatten nectar
C
Ruwe, kleverige stuifmeelkorrels
D
Helmknoppen hangen vaak buiten bloem

Slide 8 - Quizvraag

Bestuiving
of bevruchting
A
Bestuiving
B
bevruchting

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de levenscyclus van een plant?
A
Groei-Bloei-Ontkieming- Verspreiden zaden - Sterfte
B
Ontkieming-Bloei- Groei- Verspreiden zaden - Sterfte
C
Ontkieming - Groei - Bloei - Verspreiden zaden - Sterfte
D
Ontkieming - Groei - Bloei - Sterfte -Verspreiden zaden

Slide 10 - Quizvraag

Is dit een windbloem?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

Stamper
A
Stempel, stijl en vruchtbeginsel
B
Stempel, helmknop en eicellen
C
Stijl, helmbladeren en kroonbladeren
D
Helmknop, helmdraad en stuifmeelkorrels

Slide 12 - Quizvraag

Is dit een insectenbloem?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

hoe werkt ontkieming
A
kieuwen nemen zuurstof op
B
bouw van zaad: zaadlobben. zaadlobben nemen water op en reserve voedsel en groeit mee en de wortels ook

Slide 14 - Quizvraag

Wat is bestuiving?
A
stuifmeel van een meeldraad overbrengen op een stamper
B
stuifmeel van een stamper overbrengen op een meeldraad
C
stuifmeel overbrengen op een bloem
D
stuifmeel overbrengen op een andere plant

Slide 15 - Quizvraag

Leerdoelen
 7.5.1 Je kunt omschrijven wat bestuiving is. 
7.5.2 Je kunt de kenmerken van insectenbloemen en van windbloemen noemen. 
7.5.3 Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Bestuiving
Bij bestuiving komen stuifmeelkorrels terecht op de stamper van een bloem van dezelfde soort. 

Slide 18 - Tekstslide

Insectenbloemen
Windbloemen


Nieuwe plant in de grond zetten. 
bloem 1
bloem 2

Slide 19 - Tekstslide

Bestuiving door insecten
Bestuiving door de wind


Nieuwe plant in de grond zetten. 
bloem 1
bloem 2

Slide 20 - Tekstslide

Bevruchting
• Na de bestuiving vormt de stuifmeelkorrel een buis: de stuifmeelbuis.
• De stuifmeelbuis groeit door de stijl naar een zaadbeginsel in het vruchtbeginsel

Slide 21 - Tekstslide

Bevruchting
• Door de stuifmeelbuis gaat de kern van de stuifmeelkorrel naar het zaadbeginsel.
• Als de buis een zaadbeginsel heeft bereikt, barst de top van de stuifmeelbuis open.
• De kern van de stuifmeelkorrel dringt de eicel binnen en versmelt met de eicelkern.

Slide 22 - Tekstslide

Na de bevruchting
Uit de bevruchte eicel ontstaat een kiem. 
Uit het zaadbeginsel ontstaat een zaad

Niet bevruchte eicel, geen zaad maar kan wel een vrucht ontstaan. 

Slide 23 - Tekstslide

Na de bevruchting
Vruchten zijn eetbaar.
Denk maar aan appels, peren maar ook bessen, bananen en bijv. kastanjes. 

Slide 24 - Tekstslide

Verspreiding van zaden
Vruchten zorgen ervoor dat zaden kunnen worden verspreid. Het verspreiden van (vruchten met) zaden noem je zaadverspreiding. Dat kan op verschillende manieren:
• door de wind
• door dieren die de vruchten eten
• door dieren die de vruchten meenemen in hun vacht
• door de plant zelf

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

Huiswerk 
Lezen en maken paragraaf  5 en 6, maken opdrachten 1-7, samenvattingsopdracht maak je in je schrift!


Slide 27 - Tekstslide