Fictie: spanning

Fictie par. 4 Spanning
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Fictie par. 4 Spanning

Slide 1 - Tekstslide

Bij het tweede doel is er een aanvulling voor TL: Je weet welke trucs schrijvers gebruiken om een verhaal spannend te maken en je kunt deze herkennen in verhalen. 
Wat gaan we doen?
1. Les doel van vandaag Het verschil tussen actiespanning en psychologische spanning herkennen
2. Uitleg theorie par. 4 Fictie
3. Aan de slag
4. Afsluiting les: Mindmap

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Ik herken het verschil tussen actiespanning en psychologische spanning 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spanning in verhalen
1. Gevaarlijke omgeving, geluiden en personen
2. Gevaarlijke situatie
3. Probleem of raadsel
4. Cliffhanger
5. Uitstellen van het onthullen van het geheim of raadsel 
6. Open plekken in het verhaal.
7. Vermoeden hoe het afloopt.
8. Onverwachte wending

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geheim of raadsel
Schrijvers maken een verhaal spannend door iets te verzwijgen. Ze vertellen niet direct alles, daardoor word je nieuwsgierig hoe het verhaal verder gaat. Je weet dus nog niet hoe het afloopt, omdat de schrijver een geheim of raadsel in het verhaal heeft verwerkt.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cliffhanger
Bij vervolgverhalen, bijvoorbeeld serieboeken of soaps eindigt het verhaal vaak op een spannend moment. Dat noem je een cliffhanger. De bedoeling van de schrijver is dat je het volgende boek gaat lezen of de volgende aflevering gaat kijken.

Cliffhanger betekent letterlijk: iets dat over een rotswand hangt en in de afgrond of in de zee dreigt te vallen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open plekken
Een schrijver kan ook dingen weglaten uit het verhaal waar je wel nieuwsgierig naar bent, maar waar je niet (meteen) antwoord op krijgt. Dit noemen we open plekken. Je móet dan verder lezen om het antwoord te weten te komen.

Psychologische spanning: Het roept vragen op!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betrokken bij personage
Het meeleven met een personage

Psychologische spanning

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actiespanning
Als gebeurtenissen elkaar snel opvolgen.
Bijvoorbeeld een ontvoering/ achtervolging.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Je maakt opdracht 1 t/m 4 (blz. 75)

Je werkt 30 min in stilte

Klaar? Pak je leesboek of werk aan je boekpresentatie

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies