Zuurstof

Zuurstof
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
gezondheidszorgBeroepsopleiding

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Zuurstof

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel procent zuurstof zit er in de buitenlucht
A
100
B
78
C
40
D
21

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

Waarom is een ademhaling door de neus goed?
A
de ingeademde lucht wordt vochtig gemaakt
B
stofdeeltjes slaan in de neus neer
C
trilhaartjes ruimen stofdeeltjes op
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de goede volgorde van zuurstof opname?
A
trachea, alveoli, bronchus, bronchioli
B
trachea, bronchioli, alveoli, bronchus
C
trachea, bronchus, alveoli, bronchioli
D
trachea, bronchus, bronchioli, alveoli

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Wat is waar?
A
bij uitademing zit meer zuurstof dan bij inademing
B
bij inademing zit meer koolstofdioxide dan bij uitademing
C
bij inademing zit meer zuurstof dan bij uitademing
D
bij inademing zit evenveel zuurstof als bij uitademing

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Waar is zuurstof belangrijk voor?

Slide 12 - Open vraag

ventilatie, diffusie en perfusie
  • ventilatie:  het in- en uitademen van lucht
  • diffusie: uitwisselen van zuurstof en koolstofdioxide tussen de longblaasjes en de longhaarvaten
  • perfusie: doorbloeding van de longen

Slide 13 - Tekstslide

Welke observaties zijn belangrijk bij de ademhaling?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Welke hulpademhalingsspieren gebruik je bij zuurstoftekort?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Video

Verschijnselen bij zuurstoftekort

Slide 18 - Open vraag

saturatie meten

Slide 19 - Tekstslide

Saturatie meten
Warme schone handen (kamertemperatuur)
Geen nagellak / kunstnagels / kalknagels
Streefsaturatie afspreken!
Gebruik zoveel mogelijk dezelfde vinger bij iedere meting en stil laten liggen
Nooit de duim

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Waar staat de afkorting COPD voor?

A
critical obstructive pulse disease
B
chronic obstructive pulmonary disease
C
clinical obstructive pulmonary disorder

Slide 22 - Quizvraag

Wat zijn symptomen bij COPD

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

zuurstoftoediening

Slide 26 - Tekstslide

zuurstofcilinder
Zuurstofcilinder:
Is een cilinder waarin de zuurstof samengeperst is onder druk en heeft een bepaalde inhoud
Manometer en zuurstofklok nodig

Slide 27 - Tekstslide

Som
Zuurstof wordt altijd per minuut gegeven

Hoeveelheid zuurstof in de cilinder:
Druk (bar) x de inhoud van de fles (cilinder)
Staat op de manometer staat op de fles

Slide 28 - Tekstslide

Som
Manometer staat op 20 bar en cilinderinhoud is 10 liter

Slide 29 - Tekstslide

Concentrator
Zuurstofconcentrator:
Een apparaat dat uit de omgevingslucht zuurstof concentreert. De moleculaire zeef houdt de in de omgevingslucht aanwezige
stikstof, ca. 79 vol.%, tegen en geeft de overige zuurstof af. 

Slide 30 - Tekstslide

Zuurstoftoedieningssystemen
Welk zuurstoftoedieningssysteem je gebruikt is afhankelijk van de tijdsduur en de hoeveelheid zuurstof die gegeven moet worden.

  • Zuurstofbril
  • Zuurstofkatheter
  • Zuurstofmasker/venturi masker

Slide 31 - Tekstslide

Zuurstofbril
  • Max. 5 liter per minuut. FiO2 24- 44%
  • Goede neusademhaling noodzakelijk
  • Geen bevochtiging met aquapack nodig
  • De kromming van de neusstukjes naar beneden



Slide 32 - Tekstslide

Zuurstofbril
Nadeel:
  • Drukplekken achter de oren
  • Zuurstof is kouder dan normale ingeademde lucht
  • Droge neus/keelholte door uitdrogen slijmvlies

Slide 33 - Tekstslide

Zuurstofkatheter
  • Diepte wordt bepaald door afstand van neusvleugel tot oorlel, met schuimrubber minder diep
  • Moet vaker verwisseld worden door snot productie
  • Neusademhaling noodzakelijk
  • Max. 5 ltr/min
  • FiO2 24-32%

Slide 34 - Tekstslide

Complicaties bij zuurstoftoediening
A
Misselijkheid, braken, zweten, bleekheid
B
Verminderd bewustzijn
C
Droge hoest
D
Alle antwoorden zij juist

Slide 35 - Quizvraag

Wat zijn aandachtspunten wanneer iemand zuurstof krijgt?

Slide 36 - Open vraag

Slide 37 - Tekstslide