De student:
1. kan het belang, de functie en de samenhang beschrijven van de missie, visie, strategie en doelstellingen van de organisatie;
2. kan de structuur van organisaties beschrijven aan de hand van lijn- en stafstructuren;
3. kan de verschillende leiderschapsstijlen uitleggen alsmede de invloed hiervan op de bedrijfscultuur;
4. kan de organisatiecultuur beschrijven aan de hand van cultuurmodellen;
5. kan de belangrijkste werkzaamheden, taken en rollen van een manager opsommen;
6. Kan de fasen van het besluitvormingsproces toepassen en de aspecten van besluitvorming beschrijven;
7. Kan de 4 stijlen van besluiten nemen onderscheiden;
8. kan de diverse motivatietheorieën beschrijven.