Spelling P5 - Woorden korter schrijven

Welkom 3G! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 3G! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek

Slide 1 - Tekstslide

Welkom 3G! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze les
Spelling P5: Woorden korter schrijven

Aan het eind van de les:
  • weet je op welke manieren woorden korter geschreven kunnen worden.

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik
Paragraaf 3 - Met of zonder -n?
  • Wanneer schrijf je een telwoord met -n?
  • Wanneer schrijf je een telwoord zonder -n?

Slide 6 - Tekstslide

Terugblik
Paragraaf 3 - Met of zonder -n?
  • Wanneer schrijf je een telwoord met -n?
  • Wanneer schrijf je een telwoord zonder -n?

Paragraaf 4 - Getallen
  • Welke getallen schrijf je in letters?
  • Geef drie voorbeelden van getallen die je in cijfers schrijft.


Slide 7 - Tekstslide



  • mensen
  • zelfstandig gebruikt

Slechts weinigen zijn daarvan op de hoogte.

Maar weinige              klanten .....




  • betrekking op zaken of dieren
Vele (diersoorten) worden bedreigd.

  • bijvoeglijk gebruikt
enkele leerlingen

MAAR: Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden wel met -n:


Telwoorden met -en

Telwoorden met -e

Slide 8 - Tekstslide

Getallen
Letters:
  • hele getallen van één tot en met twintig: vier;
  • tientallen tot honderd: vijftig;
  • honderdtallen tot duizend: achthonderd;
  • duizendtallen t/m twaalfduizend: zesduizend;
  • honderdduizend, miljoen, miljard en biljoen: negenhonderdduizend;




Slide 9 - Tekstslide

Getallen
Cijfers:
  • getallen boven de twintig: 88 miljoen, 23;
  • maten, gewichten, data, exacte tijdstippen, e.d.: 7 meter, 19 kilo, 30 januari.




Slide 10 - Tekstslide

Is dit getal juist of onjuist uitgeschreven?

Ik heb 628 euro op mijn rekening staan
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Is dit getal juist of onjuist uitgeschreven?

De batterij van mijn telefoon is vijfendertig procent.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Is dit getal juist of onjuist uitgeschreven?

Beyonce heeft 36 miljoen euro gedoneerd bij dat gala.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

P5 - Woorden korter schrijven

Slide 14 - Tekstslide

Op welke manier kan je woorden korter schrijven? 

Slide 15 - Tekstslide

Woorden korter schrijven
Het is fijn om soms woorden af te korten of korter op te schrijven. Er zijn vijf manieren waarop je woorden of woordgroepen korter kunt schrijven. 
  • afkorting: e.d.
  • letterwoord: pin
  • initiaalwoord: btw
  • verkorting: wifi 
  • symbool: ml 

Tip: leer deze manieren uit je hoofd met behulp van (m.b.v.) een voorbeeld.

Slide 16 - Tekstslide

Afkorting
Een afkorting (Z.M. > Zijne Majesteit):
  • is een weergave van een woord of woordgroep met een beperkt aantal letters; 
  • spreek je uit als het oorspronkelijke woord;
  • schrijf je met een of meer punten;
  • schrijf je met een hoofdletter als deze ook in het oorspronkelijke woord voorkomt.

Slide 17 - Tekstslide

Letterwoord
Een letterwoord (havo > hoger algemeen voortgezet onderwijs):
  • bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep;
  • spreek je uit als een woord;
  • schrijf je zonder punten; 
  • schrijf je met hoofdletters als deze ook in het afgekorte woord voorkomt.

Slide 18 - Tekstslide

Initiaalwoord
Een initiaalwoord (NS > Nederlandse Spoorwegen):
  • wordt gevormd volgens dezelfde regels als een letterwoord;
  • spreek je uit als losse letters (in tegenstelling tot een letterwoord)

Slide 19 - Tekstslide

Verkorting
Een verkorting (airco > airconditioning):
  • is opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergrepen;
  • spreek je uit als een woord.

Slide 20 - Tekstslide

Symbool
Een symbool (GB > gigabyte):
  • is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta;
  • spreek je uit als het woord waar het voor staat;
  • is (inter)nationaal afgesproken;
  • schrijf je zonder punt.

Slide 21 - Tekstslide

TIP: Neem dit schema over in je schrift

Slide 22 - Tekstslide

Checken!
Houd je aantekeningen erbij. Kijk goed wat het juiste antwoord is.

Slide 23 - Tekstslide

m.a.w.
Afkorting
Letterwoord
Initiaalwoord
Verkorting
Symbool
km/h
wc
ufo
prof

Slide 24 - Sleepvraag

CS (Centraal Station) is een ...
A
afkorting
B
symbool
C
letterwoord
D
initiaalwoord

Slide 25 - Quizvraag

Li (Lithium) is een ...
A
afkorting
B
symbool
C
letterwoord
D
initiaalwoord

Slide 26 - Quizvraag

blz. (bladzijde) is een ...
A
afkorting
B
symbool
C
letterwoord
D
initiaalwoord

Slide 27 - Quizvraag

EHBO is een ...
A
afkorting
B
symbool
C
letterwoord
D
initiaalwoord

Slide 28 - Quizvraag

Horeca is een ...
A
afkorting
B
symbool
C
verkorting
D
initiaalwoord

Slide 29 - Quizvraag

Aan de slag!
Opdracht 1 t/m 5 (blz. 250/251)
Cursus 7 - Spelling - P5 Woorden korter schrijven


Klaar?
  • maak een samenvatting
  • oefen extra via NN Online

timer
25:00

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk
Woensdag 2 oktober:
  • C7, P5: opdr. 1 t/m 6

Slide 31 - Tekstslide