m2 unité 4 samenvatting

m2 unité 4 samenvatting
voor de kennistoets ken je:

vertrekken = partir
de voltooide tijd
alle woordjes die met sports extrêmes te maken hebben
de zinnetjes van App 7 & 9
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

m2 unité 4 samenvatting
voor de kennistoets ken je:

vertrekken = partir
de voltooide tijd
alle woordjes die met sports extrêmes te maken hebben
de zinnetjes van App 7 & 9

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

noem zoveel mogelijk
persoonsvormen van
PARTIR

Slide 3 - Woordweb

we vertrekken morgen!
A
nous partons demain!
B
ils partent demain!
C
nous sommes partis !
D
ils sont partis

Slide 4 - Quizvraag

ze vertrekt ook maandag
A
elle partir aussi lundi
B
elle part aussi lundi
C
elle est partie aussi
D
partir aussi lundi

Slide 5 - Quizvraag

ik vertrek =
je par...
A
s
B
e
C
t
D
ir

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

ik heb gegeten
A
j'ai manger
B
j'ai mangé
C
je mangé
D
je suis mange

Slide 8 - Quizvraag

hij is uitgestapt
A
il est descendu
B
il a descendu
C
il descendu
D
il être descendu

Slide 9 - Quizvraag

we hebben (een cola) gekregen
A
nous avons pris un coca
B
nous avons eu un coca
C
nous eu un coca
D
nous sommes eu un coca

Slide 10 - Quizvraag

de voltooide tijd heet en français de
....... passé composé !

passé composé = 2 woorden, dus altijd 2 werkwoorden:

een pv + volt.deelwoord

Slide 11 - Tekstslide

ik ben teruggegaan
A
je retourne
B
j'ai retourné
C
je suis retourné
D
tu es retourné

Slide 12 - Quizvraag

wat is hier fout?
nous avons sauter

Slide 13 - Open vraag

hebben jullie gehoord dat....?
A
vous entendez que...?
B
vous entendu que...?
C
vous êtes entendu que...?
D
vous avez entendu que...?

Slide 14 - Quizvraag

wat hoort er dus voor het volt.deelwoord te staan?

je .... gekeken = tu .... regardé

Slide 15 - Open vraag

wat is hier fout?
vous êtes fait du vélo

Slide 16 - Open vraag

wat hoort er dus voor het volt.deelwoord te staan?

hij .... gebleven = il .... resté

Slide 17 - Open vraag

wat is hier fout?
elle est pris une pizza

Slide 18 - Open vraag


elle est pris une pizza =

Slide 19 - Open vraag

notre train part de la voie 3...


A
onze trein komt binnen op spoor 3
B
onze trein botst op spoor 3
C
onze trein vertrekt van spoor 3
D
onze trein gaat terug naar spoor 3

Slide 20 - Quizvraag

elles ..... ...... chez moi =
ze zijn gebleven bij mij
A
ont resté
B
ont restée
C
sont restée
D
sont restées

Slide 21 - Quizvraag

Mike heeft twee cola genomen;)
=
Mike ...... ........ deux cocas;)
A
a pris
B
est pris
C
a fait
D
est fait

Slide 22 - Quizvraag

ils ont regardé un bon film
vous êtes retourné à Paris?
tu as acheté un billet?
nous sommes restés ici
il a voyagé en avion
je suis partie en France
être
avoir

Slide 23 - Sleepvraag

Lotte is naar Parijs gegaan =
Lotte ..... ..... à Paris
A
a allé
B
est allé
C
a allée
D
est allée

Slide 24 - Quizvraag

ik heb gemaakt mijn huiswerk =
j..... ...... mes devoirs
A
ai fairé
B
ai faitu
C
suis fait
D
ai fait

Slide 25 - Quizvraag

App 7

Slide 26 - Tekstslide