Verbindt trommelholte met keelholte. De wanden liggen meestal tegen elkaar. Bij gapen of slikken gaat hij open. Er gaat dan lucht van trommelholte naar keelholte en andersom. Luchtdruk wordt gelijk, hierdoor kan trommelvlies goed trillen.
Slide 6 - Tekstslide
Buitenkant van het oog
Harde oogvlies: oogspieren
Hoornvlies: over pupil en iris.
Slide 7 - Tekstslide
Traanklier: produceert traanvocht (beschermt tegen uitdroging)
Traanbuis: traanvocht wordt afgevoerd naar neusholte.
BESCHER-
MING VAN HET OOG
Slide 8 - Tekstslide
Wimpers beschermen de ogen tegen vuil en fel licht (reflex -> sluiten van de ogen)
Slide 9 - Tekstslide
oogspieren
Bevinden zich aan de buitenkant van het harde oogvlies.
Functie: Laten jouw ogen van richting veranderen.
Slide 10 - Tekstslide
Het Oog
Slide 11 - Tekstslide
Het oog: Dwarsdoorsnede
Glasachtig lichaam: geleiachtige massa
Lens: zorgt dat je scherp kunt zien.
Vaatvlies: voeding oog, veel bloedvaten
Netvlies: zintuigcellen voor impulsen
Oogzenuw: geleidt impulsen naar hersenen
Gele vlek: plek waar je het scherpst ziet
Blinde vlek: geen zintuigcellen (plaats waar oogzenuw het oog verlaat.
Slide 12 - Tekstslide
Staafjes:
* lage drempelwaarde voor veel licht
* licht/donker zien
* liggen over hele netvlies verspreid maar niet op blinde