Medicatie

Medicatie
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Medicatie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat de verschillende namen van medicatie betekenen.
Je kunt uitleggen waar je informatie over medicatie kunt verzamelen.
Je gebruikt het Farmaceutisch Kompas om de (bij)werking van medicijnen op te zoeken.
Je kunt uitleggen op welke manieren medicijnen verkrijgbaar zijn.
Je kunt verschillende soorten en vormen van medicijnen beschrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Medicijnen hebben vaak drie soorten namen:
  • Chemische naam: groep op basis van chemische samenstelling
  •  Generieke naam: werkzame bestandsdeel
  • Merknaam:  beschermde naam van de producent.  Een merknaam begint met een hoofdletter en wordt gevolgd door het teken ®.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Farmacotherapeutisch Kompas
Downloaden op je telefoon:
  • Werking
  • Bijwerkingen
  • Toedieningsvormen 

Slide 5 - Tekstslide

Soorten medicatie:

Slide 6 - Tekstslide

Welke soorten medicatie zijn er?
• antibiotica
• anti-epileptica
• pijnstillers
• slaapmiddelen
• psychofarmaca
• laxeermiddelen (laxantia)
• middelen tegen diarree
• antistollingsmiddelen

• middelen tegen bloedarmoede

Slide 7 - Tekstslide

Welke soorten medicatie zijn er?
• middelen tegen luchtwegaandoeningen
• vitaminen
• maagmiddelen
• cytostatica
hormonen
• middelen tegen allergie
• middelen voor hart en bloedsomloop
• middelen die van invloed zijn op de bloeddruk

Slide 8 - Tekstslide

Risico’s van medicijnen
  • bijwerkingen: neveneffecten als diarree, jeuk en dergelijke
  • cumulatie: ophoping van medicijnen in het lichaam
  • interactie: werking van medicatie op elkaar
  • verslaving: lichamelijke en/of psychische afhankelijkheid
  • gewenning: steeds meer van een geneesmiddel nodig hebben om hetzelfde effect te bereiken

Slide 9 - Tekstslide

Toedieningsvormen:
  • Vloeibaar: drankjes, druppels en injectievloeistoffen
  • Vaste vorm: tabletten, dragees, capsules, zetpillen en vaginaaltabletten.
  • Poedervorm en pleisters: zalf
  • Verlengde werking: nooit gekauwd of gebroken worden. Staat vaak retard achter
Systemische werking: gehele lichaam
Lokale werking: plaatselijk

Slide 10 - Tekstslide

Op een recept moet staan:
  • de naam en de geboortedatum van de zorgvrager
  • de naam en het adres van de voorschrijvende arts
  • de handtekening van de arts
  • de naam van het medicijn
  • de sterkte
  • de dosering
  • de toedieningswijze
  • een waarschuwing als het medicijn het bewustzijn kan beïnvloeden

Slide 11 - Tekstslide

Welke kleurcodes van etiketten zijn er en wat betekenen ze?
• wit etiket: inwendig gebruik
• wit etiket met blauw streep: uitwendig gebruik
• gele sticker: vermindert reactievermogen/ rijvaardigheid en         pas op met alcohol
• rode sticker: geen voertuigen besturen


Slide 12 - Tekstslide

Regel van vijf

Slide 13 - Tekstslide

Om fouten te voorkomen is het dus van belang dat je:
  • de regel van vijf toepast
  • je afvraagt of de zorgvrager dit medicijn mag hebben
  • contact opneemt met de apotheker als je vindt dat het medicijn er anders uitziet dan je verwacht
  • luistert naar de zorgvrager als hij zijn twijfels over het medicijn uit
  • je niet laat afleiden als je bezig bent met het klaarzetten van medicijnen
       nagaat of de zorgvrager zijn medicijn heeft ingenomen
  • altijd vragen stelt als je een ongewone dosis moet geven

Slide 14 - Tekstslide

Wet- en regelgeving
  • Geneesmiddelenwet (2007)
  • Opiumwet 
  • IGJ

Slide 15 - Tekstslide

Opzoeken in FP:
Pantoprazol:
Wanneer moet de cliënt Pantoprazol innemen?
Meest voorkomende bijwerkingen

Augmentin:
Is een combinatie van 2 medicatie, welke?
Meest voorkomende bijwerkingen


Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig werken


Iqualify: maak de toets van medicatie
Opdracht: leeractiviteit medicijngebruik


Slide 17 - Tekstslide