H/V2: W.04 uitleg der- en ein-groep
1 / 17
Lesduur is: 40 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Welke woorden behoren tot de der-groep?
Slide 4 - Open vraag
Vul de 1e of 4e naamval in:
1. Anton sucht ____ Schlüssel (m).
1. Anton sucht ____ Schlüssel (m).
Slide 5 - Open vraag
Vul de 1e of 4e naamval in:
2. Herr Müller füttert ____ Katze (v).
2. Herr Müller füttert ____ Katze (v).
Slide 6 - Open vraag
Vul de 1e of 4e naamval in:
3. ___ Junge (m) hat das Lineal nicht!
3. ___ Junge (m) hat das Lineal nicht!
Slide 7 - Open vraag
Vul de 1e of 4e naamval in:
4. Die Mutter bringt ___ Tee (m).
4. Die Mutter bringt ___ Tee (m).
Slide 8 - Open vraag
Vul de 1e of 4e naamval in:
5. ___ Vater kauft ____ Zeitung (v).
5. ___ Vater kauft ____ Zeitung (v).
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Waar staat de eerste naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp
Slide 12 - Quizvraag
Waar staat de derde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp
Slide 13 - Quizvraag
Waar staat de vierde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp
Slide 14 - Quizvraag
Hoe vind je een bepaald zinsdeel?
alle werkwoorden in de zin
(zin in een andere tijd zetten)wie/wat + gez + ond
wie/wat + gez
aan/voor wie?
gezegde
lijdend voorwerp
onderwerp
meewerkend voorwerp
Slide 15 - Sleepvraag
Slide 16 - Tekstslide
Je kent de regels van de (keuze)voorzetsels en kan dit in een lopende zin in het Duits toepassen.
A
Ja, weiß ich!
B
Nein, noch nicht.
C
Total nicht, ich muss hart arbeiten!
