(h)v1: WS. Bijvoeglijk naamwoord

WS. Bijvoeglijk naamwoord
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

WS. Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord volgens jou?

Slide 2 - Woordweb

Uitleg!
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord: Het is een mooie stad. 
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welk materiaal iets gemaakt is: de zilveren ketting.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Kies telkens het bijvoeglijk naamwoord!

Soms zijn het er meerderen.... 

Slide 5 - Tekstslide

Bij een luxe ontbijt in een hotel krijg je in elk geval versgeperst sinaasappelsap.

Slide 6 - Open vraag

Een bekende slogan van De Telegraaf luidt: De krant van wakker Nederland.

Slide 7 - Open vraag

In een klein bootje varen de avontuurlijke jongens op de onstuimige rivier.

Slide 8 - Open vraag

De nieuwe kapper in de stad knipt
het liefst lang en steil haar.

Slide 9 - Open vraag

De volgende zin bevat drie bijvoeglijke naamwoorden waarvan één stoffelijk bijvoeglijk naamwoord: Aan de houten kapstok hangen kleurrijke gehaakte tasjes.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

De volgende zin bevat drie bijvoeglijke naamwoorden en niet meer dan twee zelfstandige naamwoorden: De strenge moeder van Pepijn laat je niet binnen met vuile schoenen of een doorweekte jas.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

De volgende zin bevat twee bijvoeglijke en drie zelfstandige naamwoorden: Melle kon als klein jongetje een heel hoge blokkentoren bouwen.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Je hoort een - gekookt -
eitje eigenlijk met een plastic
lepeltje te eten.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Je hoort een gekookt
eitje eigenlijk met een -plastic-
lepeltje te eten.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Vul de stof. bijvoeglijke naamwoorden in:
In de historische
bibliotheek bevindt zich een marmeren
trap met een koperen leuning.

Slide 15 - Open vraag

Breid de zin uit met twee bijv. nw, waarvan één stoffelijk is:

Doe jij je boodschappen in een tasje?

Slide 16 - Open vraag

Maak zelf een zin met 10 bijvoeglijke naamwoorden!

Slide 17 - Open vraag

Mooi geweest voor vandaag...
Goed gedaan toppers!

Slide 18 - Tekstslide